Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4401/GA en 15/4402/GA, 31 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4401/GA en 15/4402/GA

betreft: [klaagster] datum: 31 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. Levy, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen de uitspraken van 24 november en 15 december 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, is klaagsters raadsman, mr. B. Kizilocak gehoord. Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt. De
directeur
van de p.i. Zwolle heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Zijn schriftelijke reactie van 18 april 2016 is aan klaagster en zijn raadsman toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het gesjoemel en fraude met etiketnummers door het personeel tijdens de urinecontrole;
b. een disciplinaire straf d.d. 14 juli 2015 van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van tien dagen;
c. de wijze waarop directielid mevrouw G. is opgetreden.

De beklagrechter heeft het beklag wat betreft de onderdelen a en b ongegrond verklaard en klaagster niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel c van het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klaagster meent dat de urinecontrole is gemanipuleerd, althans dat daar fouten bij zijn gemaakt. Onderaan het formulier staat de handtekening van
iemand anders dan klaagster. De juiste etiketcode was 757492 en niet 752245. Nadat de uitslag van de urinecontrole bekend is geworden, heeft klaagster het personeel meteen gewezen op de onregelmatigheden. De directrice had eenvoudig kunnen en moeten
verifiëren of er fouten zijn gemaakt. Dat heeft de directrice niet gedaan, in plaats daarvan is aan klaagster meteen een disciplinaire straf opgelegd. De opgelegde disciplinaire straf is onrechtmatig en onbillijk. Het oordeel van de beklagrechter dat
niet aannemelijk is geworden dat zou zijn gesjoemeld met de etiketnummers is onvoldoende gemotiveerd. Ook de beklagrechter had hiernaar nader onderzoek moeten doen.
Klaagster werd gedwarsboomd. Klaagster heeft de code van de sticker onthouden. Klaagster had graag ter zitting van de beroepscommissie haar verhaal willen doen en de raadsman verzoekt daarom om aanhouding van de behandeling van het beroep.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit het beroepschrift kunnen geen nieuwe feiten of aanvullende gronden worden opgemaakt. Er is een handtekening geplaatst op het aanvraagformulier
ter
bevestiging dat de procedure correct is verlopen. Klaagster gebruikt iedere keer een andere handtekening. Uit de door klaagster gegeven toelichting blijkt dat klaagster heeft getekend. Alle urinecontroles beginnen met etiketcode 752 of 753. Etiketcode
757 wordt niet gebruikt bij een urinecontrole. De directeur meent dat voldoende onderzoek is verricht.

3. De beoordeling
Het is de beroepscommissie gebleken dat klaagster geen gebruik heeft gemaakt van het voor haar geregelde vervoer naar de zittingslocatie. Uit de e-mail van klaagsters raadsman van 29 april 2016 blijkt dat klaagster naar haar mening te kort van tevoren
is ingelicht over het transport en dat zij onvoldoende tijd heeft gekregen zich gereed te maken voor vertrek. Nu klaagster zelf de keuze heeft gemaakt geen gebruik te maken van het vervoer, zal het verzoek om aanhouding van de behandeling van het
beroep
worden afgewezen. De beroepscommissie neemt hierbij tevens in aanmerking dat klaagster ter zitting werd vertegenwoordigd door haar raadsman.

De beroepscommissie merkt op dat de beklagrechter kennelijk abusievelijk tweemaal een beslissing heeft genomen omtrent de aan klaagster opgelegde disciplinaire straf van 14 juli 2015. De uitspraak van de beklagrechter van 15 december 2015, voor zover
betrekking hebbend op voornoemde disciplinaire straf, zal daarom worden vernietigd. De stukken die hierop betrekking hebben zal de beroepscommissie betrekken bij de beoordeling van het beroep tegen de uitspraak van de beklagrechter van 24 november 2015
die, zoals gezegd, ook betrekking heeft op de disciplinaire straf van 14 juli 2015.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Niet aannemelijk is geworden dat door het personeel een fout is gemaakt dan wel is gemanipuleerd met de
etiketcodes voor de urinecontroles. De directeur heeft in redelijkheid kunnen verwijzen naar het ondertekende formulier voor het aanvragen van een urinecontrole en voorbij kunnen gaan aan klaagsters stelling dat de handtekening onder het formulier niet
van haar is. Uit de door de directeur overgelegde stukken is gebleken dat klaagster telkens wisselend uitziende handtekeningen plaatst onder documenten. De directeur heeft derhalve kunnen uitgaan van resultaten van de urinecontrole. De beslissing tot
oplegging van een disciplinaire straf kan dan ook bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom wat betreft de onderdelen a en b van het beklag ongegrond worden verklaard.

Wat betreft beklagonderdeel c merkt de beroepscommissie op dat de wijze van optreden (bejegening) door een directielid niet vatbaar is voor beklag, tenzij deze zijn grondslag vindt in een door de directeur genomen beslissing. In onderhavig geval is
niet
gebleken dat hiervan sprake is. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter van 15 december 2015 voor zover deze betrekking heeft op de disciplinaire straf van 14 juli 2015.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 31 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven