Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0916/GB, 13 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/916/GB

Betreft: [klager] datum: 13 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 maart 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting ((z.)b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 20 september 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie De Schie te Rotterdam. Op 30 september 2014 is hij geplaatst in de locatie Sittard, van waaruit hij op 8 juli 2015 is overgeplaatst naar de penitentiaire inrichting (p.i.)
Vught,
waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing op het verzoek om plaatsing in een b.b.i. is afgewezen, omdat sprake zou zijn van criminogene factoren bij klager en omdat nog interventies gevolgd zouden moeten worden. Klager heeft echter bij binnenkomst in de p.i. Vught direct een
verzoekbrief geschreven voor zijn casemanager. Klager heeft toen aangegeven dat hij nog een aantal interventies diende te volgen. De casemanager zei dat klager die interventies ook zou kunnen volgen na overplaatsing naar een z.b.b.i. Klager heeft
meermalen gevraagd of hij daarmee geen problemen zou krijgen, maar hem is toen verzekerd dat dit niet het geval zou zijn. Klager heeft nu te horen gekregen dat hij niet kan faseren, omdat hij een aantal interventies nog niet heeft gevolgd. Klager was
met de leefstijlcursus begonnen in Sittard. Die heeft hij niet kunnen afmaken, omdat hij werd overgeplaatst naar Vught. Klager is nu bezig met de ARVA/WAW-interventie. De reclassering heeft positief gereageerd op klagers verzoek om plaatsing in een
(z.)b.b.i. en dat geldt ook voor het MDO en de politie. Klager heeft zich in de inrichting steeds positief opgesteld. De casemanager in Vught heeft overigens al eerder nagelaten hem voor te dragen voor plaatsing in een b.b.i., omdat hij van mening was
dat klager direct in een z.b.b.i. zou dienen te worden geplaatst. Alleen het openbaar ministerie (OM) en de verlofcommissie adviseerden negatief. Die hebben klager echter nooit gesproken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Toen klager in de locatie Sittard verbleef, waren gedragsinterventies opgestart. Klager is vervolgens door eigen toedoen om beheerstechnische redenen overgeplaatst naar de p.i. Vught. Daar hebben geen trainingen plaatsgevonden en aan klager is toen
verteld dat hij die trainingen ook later zou kunnen volgen. De selectiefunctionaris is echter, anders dan de directeur van de p.i. Vught, van mening dat sprake is van dusdanig veel criminogene factoren, dat interventies al intramuraal moeten worden
opgestart. Er is sprake van een hoog recidiverisico. Het delict waarvoor klager nu is gedetineerd, is gepleegd tijdens een proeftijd. Er is sprake van drugsgebruik tijdens detentie en een en ander maakt dat er onvoldoende vertrouwen is in het slagen
van
een plaatsing in een (z.)b.b.i. Klager heeft inmiddels verzocht om overplaatsing naar de locatie Sittard, welke overplaatsing zal geschieden, nadat de inmiddels opgestart interventies zijn afgerond.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Klager heeft in reactie op het selectieadvies van de directeur van de p.i. Vught, waarin werd uitgegaan van plaatsing in een zogenaamd stapeltraject dat – via plaatsing in een z.b.b.i. – zou dienen te leiden tot plaatsing in een penitentiair
programma met elektronisch toezicht, aangegeven zich te kunnen vinden in dat advies en het verzoek tot overplaatsing beperkt tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting. De selectiefunctionaris heeft aangegeven dat sprake is van te veel
criminogene factoren om thans reeds tot overplaatsing over te kunnen gaan. Uit het reclasseringsadvies van 5 februari 2016 komt naar voren dat bij klager sprake is van een hoog recidiverisico, alsmede een risico op letselschade voor willekeurige
personen. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris noch uit het reclasseringsadvies wordt evenwel aannemelijk dat klager die interventies (volledig) intramuraal zou moeten afronden. Uit het selectieadvies en uit het reclasseringsadvies komt
veeleer naar voren dat dit tij-dens het faseringstraject zijn beslag zou kunnen krijgen. De enkele stelling van de selectiefunctionaris dat onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van een detentiefasering bestaat, is daarom onvoldoende (feitelijk)
onderbouwd. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende is onderbouwd. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven