Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/575/GB, 9 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/575/GB

Betreft: [klager] datum: 9 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 februari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.E. Hok-a-Hin, op 12 mei 2016 door een lid van de Raad gehoord. Op 23 mei 2016 heeft klager schriftelijk nog een toelichting geschreven. Een afschrift hiervan is op 26 mei 2016 naar de
selectiefunctionaris
gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem terug te plaatsen in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 8 oktober 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Hoogvliet. Op 24 december 2015 is hij teruggeplaatst in de p.i. Lelystad, een inrichting met een normaal
beveiligingsniveau.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is ten onrechte uit de z.b.b.i. geplaatst. Op 18 december 2015 had klager een woning gevonden en € 200,- als deel van de borg betaald. De huurovereenkomst kon klager tekenen op 28 december 2015 of op 2 januari 2016. Hij moest dan ook de rest van
de borg betalen. Intussen had klager ook werk gevonden bij een import- en exportbedrijf. Hij kon al tijdens de detentie beginnen met werken en klager zou hier ook kunnen werken na de detentie. Klagers detentie eindigt al op 1 juli 2016 en hij heeft nu
niets. Klager heeft in de z.b.b.i. iedere dag met zijn mentor gesproken; ook over zijn vorderingen om werk en woonruimte te vinden. Klagers mentor, [...], heeft verteld dat klager wel anderhalve maand langer kon verblijven in de z.b.b.i. om te zorgen dat
woonruimte en werk definitief geregeld zouden zijn. De mentor heeft dit kennelijk niet goed aan de casemanager doorge-geven. Klager heeft zijn casemanager nooit gezien. Klager heeft veel moeite gedaan en geld uitgegeven om werk en een woning te vinden.
Ook vindt klager het erg vervelend dat hij zijn vader van 88 jaar oud niet meer in het weekend kan helpen. Het klopt dat klager niet teruggeplaatst wilde worden naar een b.b.i. In de b.b.i. van de p.i. Lelystad zou klager een ruimte moeten delen met
zes
personen. Hier ontstaat veel ruzie en daar houdt klager niet van.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij de selectiefunctionaris nog telefonisch heeft gesproken in december 2015 om uit te leggen dat klager op 18 januari 2016 een contract zou kunnen ondertekenen voor werk. Er werd meegedeeld dat dit te laat zou zijn.
Klager heeft ontzettend zijn best gedaan en hij had iets langer de tijd nodig. Nu klager in een gesloten inrichting verblijft, is het moeilijker om betaald werk en een woning te vinden. Zijn resocialisatie wordt onnodig bemoeilijkt. Voorts wordt
opgemerkt dat klager niet perse werk, maar een dagprogramma moet hebben van 26 uur per week. Klager had hierop gewezen kunnen worden en hij had dan bijvoorbeeld vrijwilligerswerk kunnen doen. Er is geen rekening gehouden met klagers belang en de
afwijzende beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Verzocht wordt om zo snel mogelijk te beslissen op dit beroep.
Klager heeft – zakelijk weergegeven – een bedrag van € 200,= onderhands aan de makelaar betaald om op de wachtlijst te komen en daarna heeft hij € 100,= per pin betaald en € 1.000,= volgens een bijgevoegde factuur (deels borg en huur). Deze bedragen
heeft klager geleend. Klager ondervindt lichamelijke klachten.

De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager werd op 26 juni 2015 vervroegd geplaatst in de z.b.b.i. Tijdens zijn verblijf hier zouden huisvesting en werk nog nader worden ingevuld. Ondanks aansporingen van het personeel is hem dat niet gelukt. Plaatsing in een penitentiair programma was
daarom niet mogelijk. Omdat klager de maximale termijn van zes maanden in een z.b.b.i. heeft verbleven, is besloten hem naar een gesloten gevangenis over te plaatsen. Huisvesting en werk kunnen ook geregeld worden vanuit een gesloten gevangenis. Uit
navraag is gebleken dat klager deze zaken op 15 februari 2016 nog steeds niet geregeld had. De reclassering heeft aangegeven het adres te zullen controleren, als het huis bewoonbaar is. Uit navraag is gebleken dat klager het regelen van huisvesting
bemoeilijkt, omdat hij geen openheid wil geven over het feit dat hij gedetineerd is. Zo kunnen afspraken die hij zegt gemaakt te hebben, niet gecontroleerd worden. Voorts was het logischer klager vanuit een z.b.b.i. naar een b.b.i. over te plaatsen,
maar klager wilde dit zelf niet, omdat hij moeite heeft om met meer personen in één kamer te verblijven. Klager gaf de voorkeur aan een gesloten gevangenis met de mogelijkheid van algemeen verlof. Inmiddels heeft klager op 14 maart 2016 algemeen verlof
genoten.

4. De beoordeling
4.1. Voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) of afdeling kunnen in aanmerking komen gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma
aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma (p.p.) duurt maximaal zes maanden, zo volgt uit artikel 2 lid 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing
gedetineerden, hierna: de Regeling (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Volgens artikel 4, eerste lid, van de Pbw luidt de definitie van een p.p.: een samenstel van activiteiten waaraan wordt deelgenomen door personen ter verdere tenuitvoerlegging van de aan hen opgelegde vrijheidsstraf of voorlopige hechtenis in
aansluiting op hun verblijf in een inrichting en dat als zodanig door Onze Minister is erkend. De deelnemer aan een p.p. kan onder elektronisch toezicht worden gesteld. In artikel 5, tweede lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) staat beschreven dat
de activiteiten van een p.p. gericht zijn op het aanleren van bepaalde sociale vaardigheden, het vergroten van de kans op arbeid na invrijheidstelling, het bieden van onderwijs, het bieden van bijzondere zorg aan de deelnemer zoals verslavingszorg of
geestelijke gezondheidszorg, of geven op ander wijze invulling aan de voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij. In het vijfde lid van voornoemd artikel staat dat de noodzakelijke kosten van bestaan tijdens deelname aan een p.p. niet ten laste
komen van Onze Minsister. In de arti-kelen 7 en 9 van de Pm zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen. In de Nota van toelichting bij artikel 5 van de Pm staat – voor zover van belang en
samengevat– dat een p.p. minimaal 26 uur van een week omvat. De opsomming van de activiteiten die gericht zijn op resocialisatie is niet limitatief. De noodzakelijke kosten voor levensonderhoud komen voor de deelnemer van de p.p. Indien de deelnemer
van
een p.p. niet in zijn onderhoud kan voorzien, kan hij een beroep doen op de Algemene bijstandswet.

4.3. Vast staat dat klager op 26 juni 2015 in een z.b.b.i. is geplaatst voorafgaand aan de plaatsing in een p.p. Eveneens staat vast dat klager geen invulling heeft kunnen gegeven aan een p.p. Deze invulling is niet alleen het vinden van betaald
werk. Klager had ook op andere wijze invulling kunnen geven aan de voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij. Hiervan is niet gebleken. Daarnaast had klager geen aanvaardbaar verblijfsadres, zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, sub e, van
de Pm. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris om klager na een verblijf van zes maanden in de z.b.b.i. terug te plaatsen in een gesloten inrichting, kan – bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen – daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 9 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven