Nummer: 16/661/GB
Betreft: [klaagster] datum: 9 juni 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.T. van Rhijn, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 22 februari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek tot overplaatsing naar de locatie Ter Peel te Sevenum, het zogenoemde Moeder met Kindhuis (hierna: MMK), tevens een beperkt beveiligde inrichting (hierna: b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klaagster is sedert 2 december 2014 gedetineerd. Zij verblijft in de gevangenis van de locatie Ter Peel te Sevenum, waar een regime met beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau gelden.
3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster is moeder van vijf kinderen. Vier kinderen verblijven in pleeggezinnen. Haar jongste kind is zes maanden oud en na een moeilijke bevalling en zwangerschap is het klaagsters grootste wens om haar baby bij zich te houden. Over deze mogelijkheid
heeft klaagster meerdere malen gesproken. Klaagster wordt niet geholpen met een overplaatsing naar het MKK, wegens haar verleden en onttrekking. Maar dit is niet juist. Klaagster is te laat teruggekeerd na een verlof dat was toegekend om te
solliciteren. De reden hiervoor was dat zij bang was voor regelmatig terugkerende hartritmestoornissen en de complicaties als gevolg van haar zwangerschap. Rond 19 juni 2015 heeft klaagster neusbloedingen gehad en was zij flauwgevallen. Klaagster is
opgenomen in een ziekenhuis rond 22 juni 2015. Hiervoor wordt verwezen naar een medisch bewijsstuk. Klaagster was niet in staat om terug te keren naar de penitentiaire inrichting (p.i.). Kort daarna stond klaagster gesignaleerd. Op 13 juli 2015 is de
signalering in de wachtstand gezet tot november 2015 door de rechter-commissaris van het ressortparket te Amsterdam. De signalering is op 6 november 2015 actueel gemaakt, maar intussen was klaagster aangehouden in België wegens mogelijke betrokkenheid
bij strafbare feiten. Klaagster is hiervan overigens vrijgesproken. Klaagster kon gedurende haar detentie in België ook niet terugkeren naar de p.i. Hiervoor wordt verwezen naar een proces-verbaal van een hoofdagent. De jeugdzorgwerker pleit in het
belang van een gezonde hechtingsontwikkeling tussen moeder en kind voor plaatsing van de baby bij moeder. Hiervoor wordt verwezen naar een brief. Daarnaast wordt opgemerkt dat de selectiefunctionaris uitgaat van verkeerde informatie, nu een andere
gedetineerde is gevlucht uit detentie en niet klaagster.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het detentieverloop is als volgt: Klaagster heeft zich op 4 (bedoeld zal zijn 2) december 2014 gemeld op het politiebureau, omdat zij gesignaleerd stond. Zij is toen geplaatst in de locatie Ter Peel. Op 24 december 2014 is klaagster doorgeplaatst naar
het MMK. Op 5 februari 2015 is klaagster niet teruggekeerd naar het MMK na het aan haar toegekende sollicitatieverlof. Klaagster had hier om 14.00 uur moeten terugkeren. Op die dag heeft de partner van klaagster om 13.40 uur telefonisch meegedeeld dat
klaagsters oma was overleden en dat zij onderweg was naar Amsterdam om afscheid van haar te nemen. Later belde de partner om te vertellen dat hij hun zoontje, dat verbleef op het kinderdagverblijf, zou ophalen. De locatie Ter Peel heeft niet
geverifieerd of de oma van klaagster daadwerkelijk was overleden. Omdat klaagster niet was teruggekeerd van verlof, is zij – conform regelgeving – gesignaleerd met de aantekening dat zij niet in de in-richting was teruggekeerd. De ziekenhuisopname vond
ruim vier maanden later plaats. De conclusie dat klaagster niet kon terugkeren, is dan ook onjuist. Met betrekking tot de opschorting van de signalering wordt opgemerkt dat klaagster ongeoorloofd aanwezig was in de periode van 5 februari 2015 tot 13
juli 2015 en vervolgens van 6 november 2015 tot 20 december 2015, namelijk de dag van aanhouding. Het MMK is een b.b.i. en er is nagenoeg geen toezicht. Doordat klaagster niet terugkeerde van sollicitatieverlof, werd het MMK plotseling geconfronteerd
met een achtergelaten kind. Door tussenkomst van jeugdzorg heeft de partner van klaagster het kind uiteindelijk meegenomen en bij familie kunnen onderbrengen. Gezien de einddatum van 11 januari 2017 komt klaagster (nog) niet in aanmerking voor
doorplaatsing naar het MMK. In een later stadium van de detentie kan bekeken worden of klaagster doorgeplaatst kan worden.
4. De beoordeling
4.1. Klaagster heeft verzocht om overplaatsing naar het MMK van de locatie Ter Peel. Het MMK van de locatie Ter Peel is een gevangenis voor vrouwen met een regime van algehele gemeenschap en een beperkt beveiligingsniveau (een b.b.i.). Tevens is dit
paviljoen aangewezen als een inrichting voor bijzondere opvang als bedoeld in artikel 17 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), waarin kinderen tot een leeftijd van niet meer dan vier jaren kunnen
worden opgenomen.
4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling kunnen in een beperkt beveiligde in-richting (b.b.i.) gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden,
beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.3. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Regeling worden in inrichtingen als bedoeld in artikel 12 van de Pbw vrouwelijke gedetineerden geplaatst ten aanzien van wie de plaatsing in het belang is van de instandhouding van de
moeder-kindrelatie, die voldoende vaardigheden hebben om zelf verantwoordelijk te kunnen zijn voor de opvoeding van het kind, of van wie ingeschat wordt dat deze vaardigheden in voldoende mate zijn aan te leren, en voor wier kind niet minstens
gelijkwaardige opvangmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden buiten de inrichting.
4.4. Nu vaststaat dat klaagster zich heeft onttrokken aan haar detentie door niet tijdig terug te keren van het verlof en zij haar kind toen alleen heeft achter gelaten in de inrichting, kan de afwijzende beslissing – bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat sprake is van meer dan een beperkt vluchtrisico. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 9 juni 2016.
secretaris voorzitter