nummer: 16/426/GA
betreft: [...] datum: 26 mei 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Bertrand, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 25 januari 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een voorwaardelijke disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie met ingang van 17 december 2015 met een proeftijd van een maand.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager meende dat hij toestemming had om met zijn familie te bellen. Er is hoogstens sprake geweest van miscommunicatie, niet van misleiding.
Klager had het recht om vijftien minuten met zijn familie te bellen en had geen reden hierover te liegen. De betrokken p.i.w.-er heeft na de uitspraak van de beklagcommissie aan klager zijn excuses aangeboden en verklaard dat hij zich niet door klager
misleid voelde. Verzocht wordt het beklag gegrond te verklaren en niet om een tegemoetkoming.
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat klager geen toestemming had te bellen met anderen dan zijn advocaat. Klager heeft slechts verzocht om met zijn advocaat te mogen bellen en heeft vervolgens langer dan toegestaan en met anderen dan zijn
advocaat gebeld. Gelet hierop kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt en zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 26 mei 2016.
secretaris voorzitter