Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1438/GV, 26 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1438/GV

betreft: [klager] datum: 26 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 mei 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit het selectieadvies volgt dat het recidiverisico door de reclassering is ingeschat als hoog / gemiddeld. Daarbij wordt echter uitdrukkelijk opgemerkt dat sprake is van een
mogelijke gedragsverandering van klager inhoudende dat klager voornemens is zijn leven positief in te richten. Uit het selectieadvies volgt dat klager structureel werkt aan zijn terugkeer in de maatschappij, hetgeen met name blijkt uit het feit dat hij
een opleiding tot sportinstructeur volgt. Verder verwijst klager naar zijn goede gedrag tijdens zijn jarenlange detentie, waarbij nimmer sprake is geweest van oplegging van disciplinaire straffen. Klager neemt bovendien deel aan het plusprogramma. Ook
heeft hij geruime tijd als reiniger gewerkt en heeft hij medewerking verleend aan contacten met de reclassering. In het selectieadvies wordt opgemerkt dat ‘het uitblijven van het recidiverisico en criminogene factoren maakt dat er geen interventies
noch
behandelingen zijn geïndiceerd’. Klager is dan ook van mening dat geen sprake is van een relevant recidiverisico dat aan verlening van vrijheden in de weg staat. Klager heeft gedurende zijn detentie alles wat in zijn mogelijkheden ligt gedaan om een
positieve invulling te geven aan zijn detentie, zodat enig recidiverisico moet zijn verminderd.
De inrichting heeft positief geadviseerd, mits bijzondere voorwaarden worden gesteld. De reclassering schat in dat klager zich zal houden aan bijzondere voorwaarden. Klager ziet dan ook niet in op basis waarvan is geconcludeerd dat hij zich niet zal
houden aan afspraken of waaruit (anders dan het plegen van een delict in 2004) kan worden afgeleid dat hij onbetrouwbaar is gebleken in het nakomen van afspraken.
Ten slotte heeft het Openbaar Ministerie (OM) negatief geadviseerd. Dit advies is onder meer gebaseerd op de omstandigheid dat het verlofadres is gelegen in Rotterdam, waar de feiten in verband waarmee klager thans is gedetineerd hebben plaatsgevonden.
Het huidige verlofadres is echter gelegen in Wateringen. Niet gebleken is dat het OM hier kennis van heeft. Ook merkt het OM op dat klager voor zover bekend geen cursussen of programma’s heeft gevolgd waaruit blijkt dat hij zijn gedrag wil aanpassen.
Uit het selectieadvies blijkt echter het tegendeel. Gelet op het voorgaande komt naar de mening van klager dan ook onvoldoende waarde toe aan het advies van het OM en is de beslissing van de Staatssecretaris, die grotendeels op voormeld advies is
gebaseerd, onredelijk en onbillijk.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Gelet op de lange detentieperiode en het eerdere verloop van verleende vrijheden – waarbij klager heeft gerecidiveerd – acht de Staatssecretaris het,
net als de directeur van de locatie De Schie, van belang dat klager gefaseerd terugkeert in de vrije maatschappij. Deze gefaseerde terugkeer dient bovendien goed te worden begeleid.
Inmiddels is ook een beroep tegen de afwijzing van klagers verzoek om detentiefasering aanhangig bij de beroepscommissie (16/879/GB). In voornoemde zaak is door de selectiefunctionaris aanvullend advies opgevraagd bij de reclassering teneinde een
nieuwe
beslissing te nemen. Algemeen verlof acht de Staatssecretaris, gelet op de duur van klagers detentie en klagers achtergrond, geen passend middel voor klagers resocialisatie, omdat dit geen enkele vorm van begeleiding en/ of fasering inhoudt. Mogelijk
zal, afhankelijk van de uitkomst van het aanvullende onderzoek van de reclassering, een gestapeld traject passend voor klager zijn.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie heeft op 20 april 2016 positief geadviseerd over de verlofaanvraag met dien verstande dat tijdens het verlof elektronische controle zal worden toegepast tijdens de nachtelijke uren. De directeur is van mening dat
een
gedoseerd vrijhedenbeleid dient te worden toegepast, waarbij verlofmogelijkheden langzaam worden uitgebreid naarmate de einddatum van klagers detentie nadert. Op deze wijze kan perspectief worden geboden aan klager.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd, gelet op – kort gezegd – de ernst van het delict, het feit dat het delict is gepleegd tijdens een verlof, klager niet de gepaste verantwoordelijkheid wil nemen omdat
hij
hoger beroep heeft ingesteld, klager tijdens zijn detentie niet heeft laten zien dat hij zijn gedrag wil veranderen, klagers uitgebreide strafblad en de omstandigheid dat het verlofadres is gelegen in Rotterdam. De advocaat-generaal acht klager een
gevaar voor de maatschappij.
De politie heeft het verlofadres in Wateringen geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 jaar met aftrek, wegens doodslag en poging tot doodslag. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 7 dagen en een gevangenisstraf van drie maanden te ondergaan alsmede 244 dagen gevangenisstraf in verband
met de intrekking van een voorwaardelijke invrijheidstelling. De einddatum van klagers detentie is thans gesteld op 4 mei 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Uit de stukken volgt dat de reclassering het recidiverisico heeft ingeschat als hoog / gemiddeld. Daarbij merkt de reclassering echter op dat - uitgaande van de mogelijke gedragsverandering van klager - gezegd kan worden dat hij voornemens is zijn
leven
positief in te richten en niet meer terug te keren in detentie. Het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden heeft de reclassering ingeschat als laag / gemiddeld. Uit het selectieadvies van de locatie De Schie volgt dat klager sinds zijn verblijf
in de locatie De Schie (16 juni 2013) nimmer disciplinair is gestraft. Klager houdt zich aan de regels en neemt deel aan het plusprogramma. Ook is hij reeds gestart met zijn voorbereiding op zijn terugkeer in de maatschappij. Hij heeft de opleiding
assistent -fitnestrainer met positief resultaat afgerond en hij is bezig met de opleiding fitnesstrainer fitvak A. De beroepscommissie is gelet op het voorgaande, anders dan het OM, van oordeel dat klager tijdens zijn detentie in locatie De Schie heeft
laten zien zijn gedrag te willen veranderen. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de bestreden beslissing niet op goede gronden rust. Hierbij heeft zij tevens in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat eventuele risico’s niet kunnen
worden
ondervangen door voorwaarden aan het verlof te verbinden. Ook heeft zij in aanmerking genomen dat klager inmiddels over een goedgekeurd verlofadres buiten Rotterdam beschikt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de bestreden
beslissing vernietigen en de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de Staatssecretaris wordt opgedragen een nieuwe beslissing te nemen ziet de beroepscommissie geen aanleiding voor toekenning
van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 26 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven