nummer: 16/794/JA en 16/893/JA
betreft: [klager] datum: 26 mei 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1993], verder te noemen klager,
en van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de Rijks justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Hey-Acker te Breda,
beide gericht tegen een uitspraak van 3 maart 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de j.j.i. Den Hey-Acker,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2016, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.M.E. Verpaalen, en mw. [...], manager primair proces bij de j.j.i. Den Hey-Acker.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het veranderen van klagers uitstroombestemming van school naar werk, waardoor hij in zijn ontwikkeling wordt belemmerd.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en heeft aan klager een tegemoetkoming van € 20,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep is gericht tegen de gedeeltelijke ongegrondverklaring van het beklag. Voorts verzoekt klager om een hogere tegemoetkoming.
Door het veranderen van de uitstroombestemming van school naar productiewerk is klager in zijn ontwikkeling belemmerd. Klager ging naar een buitenschool en volgde daar scheikunde en natuurkunde op HAVO-niveau. In de inrichting worden deze vakken niet
op
HAVO-niveau aangeboden. Het klopt dat klager zich een aantal keer niet aan de afspraken heeft gehouden tijdens zijn onbegeleid verlof. Hij is echter altijd naar school gegaan en heeft zich daar aan de afspraken gehouden. Onvoldoende gemotiveerd is
waarom het verlof is stopgezet.
Inmiddels gaat klager weer bijna elke dag naar een externe school. Naast natuurkunde en scheikunde volgt hij ook biologie en wiskunde, om zo makkelijker te kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding. Hij heeft vier maanden achterstand opgelopen.
Klager denkt dat hij het examen natuurkunde dit jaar door zijn achterstand niet gaat halen. Dit betekent dat hij het jaar over moet doen, maar de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) loopt af in januari 2017. Er
is
onvoldoende rekening gehouden met klagers wensen voor wat betreft het onderwijs. Het aflossen van zijn schuld is geen reden om het uitstroomprofiel te wijzigen. Bovendien kan klager met het loon van het productiewerk zijn schulden niet aflossen.
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De vraag is of de beklagrechter kan beoordelen of een beslissing van een gedragswetenschapper in samenspraak met de directie onvoldoende is. De
beslissing om het verlof stop te zetten is gebaseerd op inhoudelijke gronden binnen de behandeling. Klager heeft getekend voor een verlofplan. Daarin staan afspraken, bijvoorbeeld dat hij zich gedurende het verlof moet bevinden op de plaats die is
afgesproken. Klager heeft zich niet aan de afspraken gehouden en er waren redenen om hem niet te vertrouwen met het verlof. Door het intrekken van het verlof was het bezoeken van een externe school niet meer mogelijk. De inrichting biedt veel
mogelijkheden met betrekking tot het onderwijs. Klager functioneert op een hoger niveau dan gemiddeld. Hij heeft direct een onderwijsaanbod gekregen. Mogelijk was dit onderwijsaanbod niet direct passend, maar binnen een redelijke termijn is wel passend
onderwijs gecreëerd. In de inrichting wordt geen natuurkunde en scheikunde op HAVO-niveau gedoceerd. Klager doet daarvoor aan zelfstudie en volgt inmiddels weer bijles buiten de inrichting. Bij de beslissing om de uitstroombestemming aan te passen naar
productiewerk speelden ook inhoudelijke zaken mee. Klager heeft een flinke schuld die hij nog moet aflossen. De inrichting heeft zich voldoende ingespannen om te voldoen aan het gestelde in artikel 52, derde lid, van de BJJ. Overigens is het beklag
gericht op de wijziging van het uitstroomprofiel en niet op het intrekken van het verlof.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep van klager overweegt de beroepscommissie als volgt.
Uit het dictum van de uitspraak van de beklagrechter blijkt dat het beklag gegrond is verklaard en dat aan klager een tegemoetkoming van € 20,= is toegekend. Anders dan klagers raadsvrouw betoogt is geen sprake van een gedeeltelijke
(on)gegrondverklaring van het beklag. In zoverre treft het beroep geen doel. De beroepscommissie vat het beroep op als gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming.
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een hogere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 50,=.
Ten aanzien van het beroep van de directeur overweegt de beroepscommissie als volgt.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Daarbij overweegt de beroepscommissie dat de beslissing tot het aanpassen van klagers uitstroombestemming
van school naar productiewerk ter zitting door de directeur onvoldoende nader is onderbouwd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. H. Heddema en mr. R. van de Water, leden, bijgestaan door
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 26 mei 2016.
secretaris voorzitter