Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/1334/GB, 25 september 2000, beroep
Uitspraakdatum:25-09-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 00/1334/GB

Betreft: [klager] datum: 25 september 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 10 juli 2000 op het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift en een op 9 augustus 2000ingekomen aanvulling hierop, ingediend door mr. A.A. van Harmelen, namens

[...], geboren op [1976], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 juni 2000 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het namens klager ingediende verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.), zoals dit is verwoord in het selectievoorstel van de penitentiaire inrichting (p.i.) „Noordsingel“ te Rotterdam,afgewezen.

2. Ontvankelijkheid
Artikel 18, eerste lid, PBW bepaalt dat een gedetineerde het recht heeft bij de selectiefunctionaris een met redenen omkleed verzoekschrift in te dienen strekkende tot onder meer deelname aan een p.p.. Op grond van artikel 72,eerste lid, PBW staat tegen een afwijzende beslissing van de selectiefunctionaris op dit verzoek beroep open bij de beroepscommissie. In het onderhavige geval heeft de selectiefunctionaris in zijn beslissing van 14 april 2000,waarin het verzoek om deelname aan een p.p. wordt afgewezen en klager wordt geselecteerd voor de gevangenis „Nieuw Vosseveld I“ te Vught, ten onrechte aangegeven dat klager tegen de afwijzende beslissing het recht heeft een metredenen omkleed bezwaarschrift in te dienen. Het namens klager ingediende bezwaarschrift is op 13 juni 2000 afgewezen. Hierna is namens klager per abuis wederom een bezwaarschrift bij de selectiefunctionaris ingediend dat daar op 22juni 2000 is ontvangen. De selectiefunctionaris heeft dit bezwaarschrift op 4 juli 2000 niet-ontvankelijk verklaard en klager gewezen op de mogelijkheid van beroep. Op 10 juli 2000 is vervolgens op het secretariaat van de Raad eennamens klager ingediend beroepschrift ontvangen.
De beroepscommissie is van oordeel dat de onjuist gevolgde rechtsgangen klager niet kunnen worden tegengeworpen. Nu het abusievelijk naar de selectiefunctionaris gestuurde bezwaarschrift tegen de beslissing van 13 juni 2000 daar optijd is binnengekomen, merkt de beroepscommissie dit als beroepschrift aan en zal zij klager ontvangen in zijn beroep.

3. De feiten
3.1. Klager is sedert 14 september 1998 gedetineerd. Vanuit de p.i. „Noordsingel“ is hij op 12 mei 2000 geplaatst in de gevangenis "Nieuw Vosseveld I", waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 3 februari 2000. Aansluitend dient hij principale hechtenis van twee weken te ondergaan. De wettelijk vroegstmogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 september 2000. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van negen dagen te ondergaan en zeven dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhavingverkeersvoorschriften.

4. De standpunten
4.1. Namens klager is de afwijzing van het namens hem ingediende verzoek tot deelname aan een p.p. als volgt toegelicht.
De afwijzende beslissing is onder meer gebaseerd op het feit dat ten aanzien van klager een procedure tot ongewenstverklaring loopt. Mocht klager ongewenst worden verklaard dan zal hij daar beroep tegen instellen. Omdat hij alsvluchteling naar Nederland is gekomen, zal zijn uitzetting worden geschorst in afwachting van de behandeling van het beroep. In dergelijke gevallen wordt altijd schorsende werking verleend. Volgens de raadsvrouw is vanuit deImmigratie- en naturalisatiedienst (IND) telefonisch bevestigd dat op dit moment geen Joegoslaven worden uitgezet. Klager komt derhalve na zijn detentie in Nederland ‘op straat’ te staan. Het is dan beter om hem nu begeleid demaatschappij in te sturen, dan hem na zijn detentie onbegeleid te laten gaan, omdat hij niet uitgezet kan worden. Met betrekking tot de overige argumenten van de selectiefunctionaris merkt de raadsvrouw op dat de openstaande boetesdoor klager kunnen worden betaald. Verder staan in artikel 4, tweede lid, PBW de voorwaarden voor deelname aan een p.p. opgesomd. Onder c van het tweede lid staat dat het strafrestant minimaal zes weken en maximaal een jaar magbedragen. De door de selectiefunctionaris genoemde periode van acht weken is niet in de PBW terug te vinden. Met betrekking tot de opmerking dat het advies voor klagers deelname aan een p.p. niet concreet genoeg is ingevuld, wordtdoor de selectiefunctionaris niet gemotiveerd aangegeven wat er aan het advies ontbreekt en hoe dit concreter ingevuld zou kunnen worden. Klager staat niet in Roosendaal ingeschreven omdat hij de huur van zijn woning heeft moetenopzeggen in verband met de detentie. Hij staat momenteel ingeschreven op het adres van de p.i.. Dit is geen ongebruikelijke gang van zaken. Er zijn meerdere gedetineerden die op het adres van de p.i. ingeschreven staan en aan eenp.p. kunnen deelnemen op het moment dat zij een adres opgeven waar zij willen verblijven. Inschrijving op een verblijfadres tijdens een p.p. is eenvoudig te realiseren en geeft derhalve geen reden tot afwijzing van deelname aan eenp.p..

4.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris dient een beslissing te nemen op basis van op dat moment vaststaande feiten en niet op basis van aan te nemen omstandigheden zoals de raadsvrouw van klager aanvoert. Op 13 juni 2000 had klager zijnopenstaande boete moeten hebben betaald, had hij een vast en controleerbaar adres te Roosendaal moeten hebben en een geldige verblijfsstatus. Nu hiervan geen sprake is voldoet klager niet aan de wettelijke eisen voor deelname aaneen p.p..In de afwijzende beslissing van 14 april 2000 heeft de selectiefunctionaris nog aangevoerd dat het advies voor klagers deelname aan een p.p. niet concreet genoeg is ingevuld en ‘PTC-plaatsing’ pas in de laatste acht wekenkan geschieden. Voorts is klager niet ingeschreven in de gemeente van zijn verblijfadres, dat in Roosendaal is gelegen.

5. De beoordeling
5.1. Regels met betrekking tot de deelname aan een p.p. zijn te vinden in artikel 4 PBW en de artikelen 5 tot en met 10 van de Penitentiaire Maatregel (PM).
Artikel 5, derde lid, PM bepaalt dat van een p.p. een schriftelijke omschrijving wordt gemaakt. Deze omvat in ieder geval een beschrijving van de activiteiten, een regeling van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van hetprogramma, de begeleiding van en het toezicht op de deelnemer aan het p.p., de melding van bijzondere voorvallen en wijze en frequentie van rapporteren over de deelnemer aan het p.p..
Artikel 7, eerste lid, PM bepaalt dat indien de directeur het verantwoord acht dat een gedetineerde in aanmerking komt voor deelname aan een p.p., hij een daartoe strekkende voordracht doet aan de selectiefunctionaris. De directeurvoegt daarbij onder meer het advies van de reclassering in het arrondissement waarin het p.p. ten uitvoer wordt gelegd.

5.2. De beroepscommissie stelt het volgende vast.
Uit het selectie-advies van de p.i. „Noordsingel“ van 5 april 2000 komt naar voren dat op 28 februari 2000 een verzoek om rapportage aan de reclassering is gedaan inzake een p.p..De inrichting adviseert positief ten aanzien vandeelname van klager aan een p.p., gelet op zijn motivatie om een opleiding te volgen danwel een vak te leren en de moeite die hij heeft (gezien het aanbod) om een keuze te maken.

5.3. De beroepscommissie is van oordeel dat het p.p. zoals dat aan de selectiefunctionaris is voorgelegd, gelet op de zeer summiere omschrijving van het programma en het feit dat het advies van de reclassering ontbreekt, nietvoldoet aan de voorwaarden voor een p.p. zoals beschreven in de PM en genoemd in onderdeel 5.1. Reeds om deze reden is de afwijzing door de selectiefunctionaris van het namens klager ingediende verzoek tot deelname aan een p.p. nietin strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 25 september 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven