Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0524/GA, 23 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/524/GA

betreft: [klager] datum: 23 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 12 februari 2016 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2016, gehouden in de p.i. Amsterdam
Over-Amstel, is gehoord dhr. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Krimpen aan den IJssel.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet nakomen van een toezegging door het afdelingshoofd.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en heeft aan klager een tegemoetkoming van € 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op het moment van binnenkomst in de inrichting heeft klager de mogelijkheid gekregen om de telefoonnummers uit zijn mobiele telefoon te halen. De
batterij van zijn telefoon was echter leeg. Door het afdelingshoofd is vervolgens een oplader van het personeel beschikbaar gesteld, maar deze paste niet op klagers telefoon. De directeur is voldoende zorgvuldig en behulpzaam omgegaan met klagers
hulpvraag door hem in de gelegenheid te stellen de nummers uit zijn telefoon te halen en door een oplader te regelen. Hij heeft meer dan voldaan aan zijn zorgplicht. Het kan de directeur niet worden aangerekend dat geen juiste oplader beschikbaar was
en
dat het afdelingshoofd toezeggingen heeft gedaan aan klager die niet zijn nagekomen. Verwezen wordt naar een uitspraak van de beroepscommissie (RSJ 3 november 2011, 11/1729/TA) waarin is overwogen dat uitlatingen van het personeel jegens een
gedetineerde niet kunnen worden beschouwd als een beslissing van de directeur.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Handelen, nalaten daaronder begrepen, van personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn taak, moet behoudens puur feitelijk handelen in beginsel worden gezien als handelen door of namens de directeur waartegen beklag openstaat op
grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw.

Het beklag ziet op een mondelinge mededeling, gedaan door het afdelingshoofd. Die mededeling is geen handelen door of namens de directeur, maar een puur feitelijke handeling waartegen geen beklag openstaat. Gelet hierop zal de beroepscommissie klager
alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en mr. J.D. den Hartog, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 23 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven