Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0754/GB, 30 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/754/GB

Betreft: [Klager] datum: 30 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 maart 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager was sedert 22 maart 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht. Op 3 mei 2016 is klager in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is gebaseerd op het feit dat klager geen medewerking zou willen verlenen aan het tot stand komen en nakomen van een afbetalingsregeling. Volgens klager bestaat een dergelijke wettelijke regeling niet. De regelingen omtrent de
voorwaarden die gelden voor deelname aan een p.p. (artikel 4 van de Pbw en artikel 6 en 7 van de Penitentiaire Maatregel (Pm)) kennen niet de voorwaarde dat sprake moet zijn van een afbetalingsregeling met betrekking tot openstaande vorderingen. Verder
blijkt uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Dordrecht van 25 februari 2016 dat klager met ingang van 17 maart 2016 vervangende hechtenis van 47 dagen zal ondergaan in verband met opgelegde betalingsverplichtingen. Nu uit artikel 1, onder
s, juncto artikel 4, van de Pbw, voortvloeit dat als vrijheidsstraf mede vervangende hechtenis wordt aangemerkt en dat bij een vrijheidsstraf kan worden deelgenomen aan een p.p., lijkt de bestreden beslissing ook op deze grond onvoldoende gemotiveerd.
Voorts hebben zowel het Openbaar Ministerie (OM) als de politie en de reclassering blijkens het selectieadvies positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek van klager. Bovendien heeft klager al een positieve beslissing ontvangen over zijn
voorwaardelijke invrijheidstelling, in die zin dat deze wordt verleend met bijzondere voorwaarden. Klager verzoekt om een financiële tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In de circulaire van 18 mei 2000 met kenmerk 5029466/00/DJI, is in bijlage 6 opgenomen dat deelname aan een p.p. mogelijk is, wanneer een realistische afbetalingsregeling is vastgesteld. Voorts dient de zendende inrichting ervoor zorg te dragen dat de
voordracht van een deelnemer voor een p.p. compleet is. Dit betekent dat een haalbare afbetalingsregeling moet zijn vastgesteld, als er boetes openstaan. De reclassering acht de interventie tot betalen van de schadevergoedingen tevens noodzakelijk.
Daarnaast heeft de directeur van de p.i. Dordrecht, voordat klagers verzoek was ingediend, te kennen gegeven dat hij negatief zou adviseren als klager niet bereid zou zijn tot het treffen van een afbetalingsregeling met betrekking tot een
schadevergoedingsmaatregel voor slachtoffers. Uit de stukken blijkt echter dat klager willens en wetens niet wil meewerken aan een dergelijke afbetalingsregeling. Hierdoor voldoet klager niet aan de voorwaarde voor deelname aan een p.p. De
selectiefunctionaris merkt tot slot op dat een advies van het Openbaar Ministerie ontbreekt en dat geen recent advies van de reclassering voorhanden is.

3.3. Ten aanzien van het verzoek van klager zijn verschillende adviezen uitgebracht.

De directeur van de p.i. Dordrecht heeft in het selectieadvies van 25 februari 2016 negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager zijn afbetalingsregeling niet nakomt en heeft aangegeven het verzoek
tot deelname aan een p.p. zonder betalingsregeling te willen voortzetten.

De reclassering heeft op 2 september 2015 positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Voor deelname aan een p.p. adviseert de reclassering een meldingsgebod, gedragsinterventie, behandelverplichting, drugs-en alcoholverbod, locatiegebod en
een
locatieverbod op te leggen. De reclassering heeft tevens aangegeven dat klager verplicht is zijn schulden tijdens het p.p. af te betalen en dat zij op de uitvoering hiervan zal toezien.

De politie geeft aan geen bezwaar te hebben ten aanzien van klagers verzoek.

Het OM heeft - anders dan de selectiefunctionaris verklaart - positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels in vrijheid is gesteld, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen nu namens klager om een financiële tegemoetkoming is verzocht.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Pm zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3. In de circulaire van 1 januari 2008 met kenmerk 5327432/04/DJI is met betrekking tot de betaling van boetes vermeld dat het sinds 1 januari 2004 mogelijk is met alle mogelijke vermogenssancties voor een p.p. in aanmerking te komen. Voorwaarde
is
dan dat een afbetalingsregeling is vastgesteld en dat het ook realistisch is dat klager de geldboete binnen de duur van het p.p. zal afbetalen. Uit de stukken volgt dat klager voorafgaand aan zijn verzoek niet heeft voldaan aan de afbetalingsregeling.
Zelfs is niet gebleken dat hij de intentie had aan een dergelijke regeling mee te werken. Om die redenen komt klager gelet op het vorenstaande niet voor deelname aan een p.p. in aanmerking. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van
de selectiefunctionaris kan derhalve, mede gezien het negatieve selectieadvies, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 30 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven