Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0002/GA, 12 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2/GA

betreft: [klager] datum: 12 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A.C. Sandberg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 januari 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsman mr E.A.C. Sandberg en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almelo. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg
gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de plaatsing van klager in een afzonderingscel met cameraobservatie.

De beklagcommissie heeft het beklag deels gegrond verklaard en daarbij een tegemoetkoming toegekend van € 10,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat na zijn val tegen de radiator hem niets mankeerde. De inrichting was het hiermee eens gezien het feit dat klager bijna twee uur op
cel
moest wachten en daarna tot zijn plaatsing in de afzonderingscel gewoon het dagprogramma kon volgen. De arts constateerde niettemin op een afstand van enkele meters dat klager een hersenschudding zou hebben en geobserveerd moest worden. Er is geen
verder onderzoek verricht. Klager meent dat volstaan had kunnen worden met een wekadvies. De arts heeft een fout gemaakt en daar heeft de directeur ten onrechte kritiekloos op voortgebouwd. Klager betwist ook de noodzaak van cameraobservatie. Hiervoor
moest de ruimte helverlicht blijven, met desastreuze gevolgen voor klagers nachtrust. Klager is in de afzonderingsruimte geplaatst, omdat er geen plaats was op de bijzondere zorgafdeling B2. De directeur had daarom nogmaals moeten overwegen of niet
veel
minder ingrijpende oplossing mogelijk zou zijn geweest. Klager meent dat het protocol bij plaatsing van gedetineerden in een afzonderingscel niet in zijn geval had moeten worden gevolgd. , met name niet ten aanzien van de visitatie. Klager is immers op
medische gronden in de afzonderingscel geplaatst. Klager meent dat de compensatie van € 10,= niet passend is.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur moet het advies van de inrichtingsarts opvolgen. Dit hield in dat klager moet worden geobserveerd. Klager is in een afzonderingscel
geplaatst omdat er geen plaats was in de observatiecellen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt als onbestreden vast dat klager in de arbeidszaal met zijn hoofd tegen een radiator was gevallen. De inrichtingsarts constateerde een hersenschudding bij klager en heeft de directeur geadviseerd klager te observeren. Klager
is
in een afzonderingscel geplaatst met cameraobservatie.

In het licht van de zorgplicht van de directeur als bedoeld in artikel 42, vierde lid, van de Pbw heeft naar het oordeel van de beroepscommissie de directeur juist gehandeld door het advies van de inrichtingsarts op te volgen en klager te laten
observeren. Het is niet aan de directeur en evenmin aan de beroepscommissie in deze beklagprocedure, het medisch handelen van de inrichtingsarts te toetsen. Daarvoor staat voor klager de weg open van het medisch beklagrecht van hoofdstuk 7 van de
Penitentiaire maatregel.
Het vorenstaande neemt niet weg dat de directeur de mogelijkheid heeft de belasting die de observatie bij klager teweegbrengt te verminderen. In dat verband onderschrijft de beroepscommissie het standpunt van klager en de beklagcommissie dat het
uitoefenen van de standaardprocedure bij plaatsing van gedetineerden in de afzonderingscel, waaronder het visiteren van de gedetineerde, in dit geval onnodig belastend voor klager is geweest. Dit onderdeel van het beklag is door de beklagcommissie
gegrond verklaard. Ook is niet duidelijk waarom klager eerst zijn dagprogramma kon vervolgen alvorens hij is geplaatst in de afzonderingscel.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard met aanvulling van de gronden. De beroepscommissie kan zich vinden in de door de
beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming van € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 12 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven