Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3815/GA, 11 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3815/GA

betreft: [klager] datum: 11 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Matadien, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 oktober 2015 van de beklagcommissie bij locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Roermond, zijn gehoord klagers raadsman, mr. D. Matadien, en, namens de directeur van de locatie Roermond, [...], juridisch medewerker bij voormelde
locatie.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze is opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een strafcel, wegens het bedreigen van een personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had tegen zijn raadsman gezegd dat hij naar de zitting zou komen, helaas is hij niet verschenen. Namens klager zijn in beroep drie grieven aangevoerd. Primair wordt verwezen naar de inhoud van het beroepschrift.
Allereerst is de mededeling van de opgelegde disciplinaire straf niet binnen 24 uur na de oplegging uitgereikt. Klager stelt dat dit pas na drie dagen heeft plaatsgevonden.
Vervolgens geldt dat klager niet op de juiste manier door de directeur is gehoord alvorens hem de disciplinaire straf is opgelegd.
Ten slotte heeft de directeur bij de strafoplegging geen rekening gehouden met de achtergrond van de feiten. Klager stelt zich niet dreigend te hebben opgesteld en dat er sprake was van een voor hem emotionele situatie, waarmee onvoldoende rekening is
gehouden.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De mededeling van de beslissing is, zo blijkt uit de aantekening daarop, onverwijld uitgereikt aan klager en hij is toen ook in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Het verslag is volgens de directeur voldoende duidelijk over de feiten die aan
klager worden verweten. De opgelegde disciplinaire straf is daarom ook niet onredelijk of billijk. Verbale bedreigingen naar het personeel worden in beginsel zwaar aangerekend. De straf die in dit geval is opgelegd is, nu er in het verleden eerder
beheersmatige problemen bij klager waren, niet onredelijk.

3. De beoordeling
Naar aanleiding van een verslag van 6 augustus 2016 is aan klager door de directeur op die datum de hier aan de orde zijnde disciplinaire straf opgelegd. Uit dit verslag wordt voldoende aannemelijk dat klager het hem verweten bedreigende gedrag jegens
een personeelslid heeft vertoond. Voldoende aannemelijk is voorts dat klager bij de afhandeling van dat verslag de gelegenheid heeft gehad zijn standpunt omtrent het voorval naar voren te brengen maar dat hij van deze gelegenheid geen gebruik heeft
willen maken. Daarmee is voldaan aan de hoorplicht. De mededeling van de opgelegde disciplinaire straf, die is ingegaan op 6 augustus 2016 om 16.40 uur, is blijkens de op die mededeling gemaakte aantekening op 7 augustus 2016 om 9.50 uur en dus binnen
24 uur aan klager uitgereikt.
De in dit geval opgelegde disciplinaire straf is, mede gelet op de aard van de bedreigingen en gelet op het – aannemelijk geachte – eerdere beheersmatig problematische gedrag van klager, niet onredelijk of onbillijk.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven