Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0531/GB, 10 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/531/GB

Betreft: [Klager] datum: 10 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 december 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager was sedert 20 augustus 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting van de locatie Amerswiel te Heerhugowaard . Op 12 november 2015 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein, waar een regime van beperkte
gemeenschap geldt. Sinds 2 december 2015 nam klager deel aan een penitentiair programma (p.p.) en was hij administratief ondergebracht bij de PIA Haarlem. Op 11 april 2016 is klager in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft de bestreden beslissing pas toegezonden gekregen, nadat hij zelf met het Bureau Selectiefunctionarissen over het uitblijven van enige reactie op zijn bezwaarschrift contact had opgenomen . In de bestreden beslissing staat vermeld dat de
beslissing is gericht aan klager en niet aan zijn raadsman, hetgeen een onjuiste gang van zaken is. Klagers raadsman treedt op als gemachtigde en dient derhalve de correspondentie in deze zaak te ontvangen. Gelet op het voorgaande is klager
ontvankelijk
in zijn beroep.

De bestreden beslissing kan niet in stand blijven, nu onvoldoende wordt ingegaan op hetgeen in het bezwaarschrift gesteld is. De selectiefunctionaris stelt klagers verblijf in de z.b.b.i. van de locatie Amerswiel te hebben beëindigd, omdat hij een
strafbaar feit zou hebben gepleegd. Klager betwist echter de juistheid van de aangifte en heeft al vanaf het begin aangegeven dat hij beschikt over een alibi. Op het tijdstip dat het strafbare feit gepleegd werd, was klager namelijk aan het werk. De
p.i. Heerhugowaard heeft hierover contact opgenomen met klagers werknemer en deze heeft bevestigd dat klager de hele dag op zijn werkplek aanwezig was. Zo ook om 16.00 uur, toen de vermeende mishandeling zou hebben plaatsgevonden in Eersel. Daarbij
merkt klager op dat de afstand tussen zijn werkplek en Eersel bijna 100 kilometer bedraagt. Gelet op het voorgaande was er onvoldoende grond om het verblijf van klager in de z.b.b.i. van de locatie Amerswiel te beëindigen en de goedkeuring ten aanzien
van de aansluitende deelname aan een penitentiair programma in te trekken. Het feit dat de aangever van de vermeende mishandeling zijn aangifte kort daarna heeft ingetrokken, onderstreept dat er onvoldoende reden was om tot de bestreden beslissing te
komen. Voornoemde beslissing is derhalve in strijd met het redelijkheids-, motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel tot stand gekomen. Voorts verzoekt klager om een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft zijn standpunt als volgt toegelicht.
Tegen klager is aangifte van een vermeende mishandeling gedaan. Een aangifte is een grond om het verblijf van klager in de z.b.b.i. van de locatie Amerswiel te beëindigen. Gevolg is ook dat de deelname van klager aan een penitentiair programma is
geannuleerd. De selectiefunctionaris merkt hierbij op dat het de verantwoordelijkheid van de politie en het Openbaar Ministerie (OM) is om de juistheid van de aangifte te onderzoeken.

De directeur van de p.i. Heerhugowaard adviseert in het selectieadvies van 10 november 2015 dat klager naar aanleiding van de aangifte van de mishandeling te selecteren voor plaatsing in een inrichting waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
Tevens wordt verzocht de positieve selectiebeslissing ten aanzien van klagers deelname aan een p.p. in te trekken.

Nadat de aangifte was ingetrokken, heeft de directeur van de p.i. Nieuwegein geadviseerd klager te laten deelnemen aan een penitentiair programma, daar een terugplaatsing in de z.b.b.i. van de locatie Amerswiel niet voor de hand lag. De
selectiefunctionaris heeft laten onderzoeken of het voorgestelde penitentiair programma kon doorgaan, waarna op 26 november 2015 is besloten klager vanaf 2 december 2015 deel te laten nemen aan een penitentiair programma. Hiermee heeft de
selectiefunctionaris voortvarend gehandeld.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels in vrijheid is gesteld zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen nu namens klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming.

4.2. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.3. Uit de stukken volgt dat de politie op 10 november 2015 een proces-verbaal naar de p.i. Nieuwegein heeft gestuurd waarin melding wordt gemaakt van een mishandeling door klager tijdens het verlaten van de inrichting. In beginsel vormt een
gefundeerde verdenking van een dergelijk strafbaar feit een contra-indicatie voor verblijf in een z.b.b.i., gelet op het open karakter daarvan. In beginsel is het aan het OM om een aangifte te beoordelen en deze beoordeling kenbaar te maken. Nu echter
is gebleken dat klager met beroep op een controleerbaar alibi heeft verklaard dat hij de mishandeling niet kan hebben gepleegd en dat de aangifte kort nadien is ingetrokken, was er geen aanleiding voor de selectiefunctionaris om tot de bestreden
beslissing te komen.

4.4. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve zal het beroep
gegrond worden verklaard en dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De beroepscommissie zal hiermee volstaan en de selectiefunctionaris niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld. De
beroepscommissie zal klager een tegemoetkoming van
€ 75,= per maand toekennen voor de periode dat hij ten onrechte niet in een z.b.b.i. heeft kunnen verblijven.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming van € 75,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 10 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven