Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0587/GA, 9 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/587/GA

betreft: [klager] datum: 9 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 februari 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 maart 2016, gehouden in de locatie De Schie, is gehoord namens klagers raadsman mr. R. Wouters.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel wegens fysiek geweld jegens een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag gedeeltelijk gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 10,= toegekend, en heeft het beklag voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep is alleen gericht tegen de gedeeltelijke ongegrondverklaring van het beklag. Klager heeft de aanwezigheid en provocaties van de
medegedetineerde doorgegeven aan de bewaarder. Het is een raadsel hoe het kan dat deze medegedetineerde tegelijk met klager kon luchten, want deze medegedetineerde verblijft op een andere afdeling. De medegedetineerde heeft klager omver geduwd en tot
drie keer toe uitgescholden. Daarop heeft klager hem een klap gegeven Klager heeft herhaaldelijk uitgelegd dat de straf niet juist is, althans niet proportioneel. Klager werd aangevallen, zonder uitlokking of provocatie van zijn zijde. De directeur
voert aan dat een verhitte discussie de aanleiding was. Feit is dat klager zich niet in de discussie heeft gemengd.
De medegedetineerde kwam met verbaal en intrinsiek geweld op klager af. De medegedetineerde heeft klager beledigd. Ten onrechte is in beschouwing genomen dat klager de medegedetineerde een vuistslag zou hebben gegeven. Klager heeft zich juist
onttrokken
aan de scène. Een mishandeling is niet aan de orde, evenmin als letsel. Ten onrechte wordt herhaald dat klager gewapend was. Daarvan was geen sprake. Hij had een pen bij zich en daarmee heeft hij niet gedreigd. De besluitvorming ankert te veel in het
penitentiaire verleden van klager.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van de onderliggende stukken en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie het volgende vast. Er heeft een incident plaatsgevonden tussen klager en een medegedetineerde onderweg naar de luchtplaats. Deze medegedetineerde heeft
klager
aangesproken en heeft klager vastgepakt toen hij wilde weglopen. Daarop heeft klager de medegedetineerde geslagen en is er een worsteling ontstaan.

Met de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur niet onredelijk of onbillijk heeft gehandeld door een disciplinaire straf aan klager op te leggen wegens fysiek geweld jegens een medegedetineerde. Ten aanzien van de duur van
de
opgelegde disciplinaire straf overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit het verweer van de directeur maakt de beroepscommissie op dat bij de beslissing tot het opleggen van de disciplinaire straf nadrukkelijk is meegewogen dat klager meermalen in
korte periode fysiek geweld heeft gebruikt. Daarentegen dient ook te worden meegewogen dat klager in het onderhavige geval niet de aanstichter was van de confrontatie. De beroepscommissie acht daarom een disciplinaire straf van kortere duur, te weten
van tien dagen opsluiting in een strafcel, op zijn plaats.
Gelet op het voorgaande zal zij het beroep, voor zover de straf tien dagen heeft geduurd, ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen. De beroepscommissie zal het beroep, voor zover de straf langer dan tien dagen
heeft geduurd, gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op €
40,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover de disciplinaire straf tien dagen heeft geduurd, ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover de disciplinaire straf
langer dan tien dagen heeft geduurd, gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. J.G.A. van den Brand en drs. F.M.J. Bruggeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 9 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven