Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0153/GA, 18 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/153/GA

betreft: [klager] datum: 18 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.T. Schrama, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 januari 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw
mr. R.T. Schrama en dhr. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zoetermeer. Als toehoorder was aanwezig mw. [...].
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens de weigering om mee te werken aan een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De gebeurtenissen op 30 november 2015 zijn anders verlopen dan beschreven in het schriftelijk verslag. Klager heeft niet geweigerd om mee te werken
aan
de urinecontrole. Omstreeks 08.00 uur heeft een bewaarder klager medegedeeld dat hij moest urineren ten behoeve van een urinecontrole. Klager heeft aangegeven dat hij niet onder druk kan urineren. De bewaarder heeft hierop de deur gesloten. Omstreeks
11.30 uur werd klager door dezelfde bewaarder uit zijn verblijfsruimte gehaald en werd hij in een strafcel geplaatst. Klager bevindt zich voor de eerste keer in detentie. Hij wist niet wat een urinecontrole inhield en was niet geheel op de hoogte van
de
regels omtrent het verlenen van medewerking aan een urinecontrole. Klager is nimmer gewezen op het feit dat hij conform artikel 3, vierde lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (de Regeling) gedurende een periode van vier uur
alsnog in de gelegenheid dient te worden gesteld om urine af te staan. Het is de vraag aan welk betoog de meeste waarde wordt gehecht. De beklagcommissie hecht de meeste waarde aan de verklaring van de bewaarder. Deze verklaring roept echter vragen op.
Klager had geen reden om niet te willen meewerken aan de urinecontrole, vooral als hem wordt uitgelegd dat daarop een rapport volgt. Klager had geen contact met de buitenwereld. Hij had niets te verbergen. Klager werkt nu netjes mee, terwijl hij dat
nog
steeds niet nodig vindt omdat hij niets te verbergen heeft. Hij wordt iedere keer meegenomen naar een afzonderingscel, omdat hij nog steeds niet op commando kan urineren.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wilde liever slapen dan luisteren. De hele procedure is uitgelegd, daaronder valt ook de procedure met betrekking tot de vier uur. De
directeur was daar zelf niet bij aanwezig, maar hij gaat er vanuit dat het zo is gegaan. Iedere gedetineerde krijgt bij binnenkomst een inkomstengesprek, waarbij ook de urinecontrole wordt uitgelegd. Indien een gedetineerde op het moment van de
controle
niet kan urineren, wordt hij meegenomen naar een afzonderingscel. Daar wordt hem de gelegenheid gegeven om binnen vier uren alsnog te urineren. Voorafgaand wordt een gedetineerde eerst gevisiteerd om fraude te voorkomen. In het onderhavige geval heeft
klager die gelegenheid niet gekregen. Klager heeft niet met zoveel woorden tegen de bewaarder gezegd dat urineren op dat moment niet lukte. De beschreven procedure wordt gevolgd als duidelijk wordt aangegeven dat urineren op dat moment niet lukt.
Klager
heeft slechts gezegd dat hij niet op commando kan urineren en heeft zich vervolgens weer omgedraaid in zijn bed.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 3, vierde lid, van de Regeling wordt een gedetineerde, indien hij niet direct tot afgifte van de urine in staat is, gedurende een periode van vier uur alsnog in de gelegenheid gesteld onder direct visueel toezicht urine af te
staan.
De gedetineerde verblijft gedurende deze periode bij voorkeur in een ruimte waarin geen mogelijkheden aanwezig zijn de resultaten van de analyse te beïnvloeden.

De directeur heeft de in de inrichting gehanteerde werkwijze toegelicht in het geval een gedetineerde niet direct in staat is urine te af te geven, namelijk dat een gedetineerde wordt meegenomen naar een afzonderingscel alwaar hem gedurende een periode
van vier uur de gelegenheid wordt gegeven alsnog te urineren. Vast staat dat aan klager deze gelegenheid niet is geboden. De directeur heeft gesteld dat de procedure wel aan klager is uitgelegd, waaronder het bepaalde in artikel 3, vierde lid, van de
Regeling. Dit wordt door klager nadrukkelijk betwist. In het schriftelijk verslag is opgenomen dat de procedure en het sanctiebeleid van de urinecontrole aan klager zijn uitgelegd. Wat daaronder precies wordt verstaan, blijkt niet uit het verslag. Naar
het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende aannemelijk geworden dat aan klager (tevens) de procedure zoals omschreven in artikel 3, vierde lid, van de Regeling is uitgelegd. Daar komt bij dat klager voor de eerste keer gedetineerd is en de
onderhavige controle zijn eerste urinecontrole was. Hij beschikte derhalve niet over kennis en ervaring op grond waarvan hij kon weten met welke regels de urinecontrole is omgeven. De directeur heeft derhalve in redelijkheid niet kunnen beslissen om
aan
klager een disciplinaire straf op te leggen wegens de weigering om mee te werken aan een urinecontrole. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en zal het beklag alsnog gegrond
verklaren.
Zij zal aan klager een tegemoetkoming van € 50,= toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en mr. J.D. den Hartog, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 18 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven