nummer: 16/1307/GV
betreft: [klager] datum: 19 mei 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 april 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Het bezoek is aangevraagd om de terminaal zieke grootvader nog één keer te bezoeken, voordat hij komt te overlijden. De grootvader wil klager graag zien, maar hij is niet in staat klager te bezoeken. Klager is bezig met zijn detentiefasering, maar hij
weet niet hoe lang het gaat duren voordat hij naar een z.b.b.i. wordt overgeplaatst. Indien nodig kan klager meer medische informatie over zijn grootvader verstrekken.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het advies van de Medisch Adviseur blijkt dat de grootvader van klager is opgenomen op de afdeling urologie van het OLVG in Amsterdam. Na ontslag uit het ziekenhuis zal hij worden opgenomen in een verpleeghuis. Dit impliceert dat klagers grootvader
beperkt mobiel is en niet in staat zal zijn om zijn kleinzoon te bezoeken. Omgekeerd bezoek op medische gronden is geïndiceerd. Ingevolge artikel 23 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden
verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende levenspartner, kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde. Er is geen sprake van levensgevaar of ernstige psychische nood. Er lijkt
sprake te zijn van een niet tot reizen in staat zijnd familielid, zoals bedoeld in artikel 25 van de Regeling. De bepaling hierover is niet van toepassing op een grootvader.
In het verleden is wel toestemming aan klager verleend om zijn niet tot reizen in staat zijnde grootmoeder te bezoeken. Dit was echter een uitzonderingssituatie, omdat zij voor klager in zijn jeugd heeft gezorgd.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Vught heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits het bezoek onder begeleiding zal plaatsvinden.
De Medisch Adviseur acht een omgekeerd bezoek op medische gronden geïndiceerd.
Het openbaar ministerie en de politie hebben geen bezwaar tegen verlofverlening, mits bezoek onder begeleiding plaatsvindt.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 12 jaren met aftrek, wegens – kort gezegd – gekwalificeerde diefstal en moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 november 2017.
Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling, kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In de Toelichting
bij dit artikel staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld: “Het incidenteel verlof beoogt de gedetineerde in staat te stellen om bijzondere gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer bij te wonen althans voor zover zijn aanwezigheid
daarbij
om redenen van humane aard of met het oog op resocialisatie noodzakelijk wordt geacht. Hoewel de meest gangbare gronden voor het verlenen van incidenteel verlof in de artikelen 23 tot en met 31 van deze regeling zijn opgesomd, wordt niet uitgesloten
dat
ook andere gebeurtenissen de aanleiding kunnen vormen voor het verzoeken om en het verlenen van incidenteel verlof.”
In de Regeling is geen limitatieve opsomming opgenomen voor het verlenen van incidenteel verlof. Dat een grootvader niet vermeld is in artikel 25 van de Regeling, hoeft dan ook niet tot een afwijzing van het verzoek te leiden. Gezien de gegeven
adviezen, die alle positief zijn, en het belang van klager dat van humane aard is, oordeelt de beroepscommissie dat de afwijzende beslissing onredelijk en onbillijk moet worden geacht. Het beroep is daarom gegrond. Nu de gevolgen van de afwijzende
beslissing nog ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie beslist als volgt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter
mr. W.F. Korthals Altes en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 19 mei 2016.
secretaris voorzitter