Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/347/SGA, 8 februari 2016, schorsing
Uitspraakdatum:08-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Uitspraak

Nummer : 16/347/SGA
Betreft : [klager] datum: 8 februari 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. Y.H.G. van der Hut, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 29 januari 2016, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker vanuit het
plusprogramma naar het basisprogramma per 29 januari 2016.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 3 februari 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 5 februari 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. De beslissing tot degradatie van 29 januari 2016 voldoet naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet aan de door de beroepscommissie in eerdere
uitspraken gestelde eisen. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, bijvoorbeeld RSJ 10 november 2014, 14/1918/GA, dient de directeur alvorens te beslissen de ernst van het gedrag in kwestie af te wegen tegen het voorgaande gedrag. Volgens
de beroepscommissie vormt immers de grondslag voor degradatie niet de verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming zonder meer, zoals dat wel het geval is bij de disciplinaire
straf en de ordemaatregel, maar de (mate van) verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie. Niet elk ongewenst gedrag hoeft daarom volgens de beroepscommissie tevens in te houden dat de gedetineerde niet meewerkt aan
zijn
re-integratie en daarom dient het structurele gedrag van de betrokken gedetineerde, waarin ook de onderdelen van goed gedrag, bij de beslissing te worden betrokken.
In de bestreden beslissing wordt als motivering verwezen naar het feit dat de vrijhedencommissie van 29 januari 2016 heeft besloten verzoeker te degraderen naar het basisprogramma wegens een te laag kreatininegehalte bij een urinecontrole, hetgeen zou
kunnen wijzen op fraude hetgeen gelijk staat aan het gebruik van harddrugs. Uit die beslissing noch uit de reactie van de directeur komt naar voren dat de directeur voorafgaand aan de bestreden beslissing een afweging als hiervoor bedoeld heeft
gemaakt.
Hierbij komt nog dat de directeur in zijn beslissing het gedrag van verzoeker heeft gekwalificeerd als “dit kan beter gedrag (oranje) of ongewenst gedrag (rood)”, en daarbij geen keuze heeft gemaakt, hetgeen wel had gemoeten. Gelet daarop is die
beslissing, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, genomen op gronden die deze niet kunnen dragen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de beslissing om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma zal met
onmiddellijke ingang worden geschorst tot het moment dat de beklagcommissie zal hebben beslist op het onderliggende klaagschrift.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 8 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven