Nummer : 16/390/SGA
Betreft : [klager] datum: 11 februari 2016
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E. Hullegie, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Esserheem te Veenhuizen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting, inhoudende dat verzoeker, die tijdelijk arbeidsongeschikt is
verklaard,
tijdens de voor de arbeid bestemde tijd ingesloten wordt.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van een tweetal klaagschriften, ingediend respectievelijk door verzoeker op 5 februari 2016 en door mr. Hullegie op 8 februari 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 en 10 november
2014.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker op 2 februari 2016, wegens beëindiging van de binnendienstbaan, is geplaatst in
de fabriek. Op 4 februari 2016 heeft verzoeker de medische dienst bezocht omdat hij in de fabriek last kreeg van huiduitslag. De medische dienst heeft de directeur hierop te kennen gegeven verzoeker tijdelijk, in afwachting van nader onderzoek door de
specialist, niet te plaatsen op de werkzalen “metaal” en “hout” en hem - zo verstaat de voorzitter - tijdelijk arbeidsongeschikt verklaard. De beslissing om verzoeker – zolang hij niet definitief arbeidsongeschikt is verklaard – in te sluiten tijdens
de
arbeidstijd is, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, niet in strijd met een wettelijk voorschrift noch is die beslissing zodanig onredelijk of onbillijk dat dit tot een toewijzing van het verzoek zou moeten leiden. De voorzitter gaat er bij
zijn beslissing vanuit dat het onderzoek naar verzoekers arbeids(on)geschiktheid met de meeste voortvarendheid zal worden uitgevoerd. et verzoek zal worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 11 februari 2016.
secretaris voorzitter