Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1575/GB, 18 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1575/GB

Betreft: [Klaagster] datum: 18 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. P.H.W. Spoelstra, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 2 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de oproep zich op 23 mei 2016 te melden in de gevangenis van de locatie Nieuwersluis ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 26 april 2016 is klaagster opgeroepen zich op 23 mei 2016 te melden in de gevangenis van de locatie Nieuwersluis voor het ondergaan van 35 dagen gevangenisstraf. Op 29 april 2016 heeft klaagster hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 2 mei
2016 ongegrond is verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster heeft op 9 mei 2016 per post een gratieverzoek ingediend. Zij heeft momenteel twee deeltijdbanen als schoonmaakster en is hiermee de kostwinner, aangezien haar man geen inkomen heeft. Klaagster leeft van een minimum inkomen en huurt een
woning. Klaagster zal haar deeltijdbanen kwijt raken wanneer zij meer dan vier weken niet op de werkvloer verschijnt. Klaagster vreest dakloos te zullen worden. Gezien de verblijfstatus van haar man, afkomstig uit Tunesië, is het aanvragen van een
gemeentelijke uitkering niet mogelijk. Voornoemde aanvraag zal namelijk leiden tot intrekking van de verblijfsvergunning van klaagsters man. Klaagster wil graag de uitkomst van het gratieverzoek afwachten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het bezwaarschrift geeft klaagster aan dat zij een gratieverzoek in gaat dienen. Op 2 mei 2016 heeft de selectiefunctionaris hieromtrent contact opgenomen met de afdeling Gratie van Dienst Just. Daar bleek echter nog geen gratieverzoek aldaar te
zijn
ontvangen. Klaagster stelt dat zij inmiddels op 9 mei 2016 een gratieverzoek heeft ingediend. Dit gratieverzoek heeft vooralsnog geen opschortende werking. Op dit moment is de onherroepelijke vrijheidsstraf waartoe klaagster is veroordeeld
richtinggevend en staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voorop. De selectiefunctionaris adviseert klaagster, met betrekking tot haar twee banen, onbetaald verlof aan te vragen al dan niet in combinatie met het opnemen van
verlofdagen.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Nieuwersluis is een gevangenis voor vrouwen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klaagster, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een
regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat het verzoek tot gratie is ingediend na de datum waarop aan klaagster is meegedeeld op welke datum zij zich moet melden. Gelet op het bepaalde in artikel 558a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 1, eerste lid en artikel 2,
aanhef en onder a, sub 1 van het Besluit aanvang tenuitvoerlegging straffen en maatregelen heeft het door klaagster ingediende gratieverzoek geen opschortende werking. De door klaagster aangevoerde omstandigheden zijn feitelijk onderbouwd, maar passen
niet binnen het geldende beleid met betrekking tot het verlenen van uitstel inzake de tenuitvoerlegging van vonnissen. Klaagster was bekend met de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf van 35 dagen en heeft derhalve een maand de tijd
gekregen om zich voor te bereiden op de tenuitvoerlegging van voornoemde straf. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 18 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven