Nummer: 16/324/GB
Betreft: [Klager] datum: 17 mei 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S. Epema, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 1 februari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 10 januari 2016 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie De Schie te Rotterdam.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is samen met zijn kinderen en echtgenote woonachtig in de regio van Almelo. Het is voor zijn familie lastig op bezoek te komen in verband met de hoge kosten en lange reistijd die daaraan verbonden zijn. Van Almelo naar Rotterdam is het 200
kilometer en meer dan 4 uur rijden. Indien klager langere tijd in de locatie De Schie zal verblijven, zal dit er toe leiden dat klager geen bezoek meer ontvangt. Daarnaast is de medische situatie van klager van dien aard dat hij al geruime tijd onder
behandeling is bij het ziekenhuis in Enschede en het ziekenhuis in Almelo. De behandelende specialisten zijn al geruime tijd arts of behandelaar van klager, waardoor een vertrouwensband tussen hen is ontstaan. Klager heeft vertrouwen in de behandeling
in voornoemde ziekenhuizen en wenst deze daar voort te zetten. Uit de reeds overgelegde verklaring van klagers specialist en de vele afspraken die klager voor zijn voorlopige hechtenis had blijkt dat de medische situatie van klager nijpend is. Ook ten
tijde van klagers voorgeleiding bij de rechtercommissaris is klager naar het ziekenhuis gebracht in verband met het afgeven van bloed. Klager weet dat er ook ziekenhuizen in Rotterdam zijn, maar het gaat hier wel om zijn gezondheid en daarmee moet
voorzichtig worden omgesprongen. Voorts is het onderzoek in de strafzaak, waarvoor klager thans preventief gehecht is, reeds afgerond. Klager hoeft niet meer te worden gehoord. Het is voor het onderzoek derhalve niet noodzakelijk dat klager in de regio
van Rotterdam verblijft.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is preventief ingesloten voor het arrondissementsparket Rotterdam. Een preventief gehechte dient op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, zo dicht mogelijk bij het parket van
insluiting te worden ondergebracht. Met zijn plaatsing in het h.v.b. van de locatie De Schie is klager in een juiste locatie ondergebracht. Problemen bij het bezoek zijn inherent aan het ondergaan van detentie en vormen, behoudens bijzondere
omstandigheden, geen selectiecriterium. Bij klager wordt onvoldoende grond gezien om een uitzondering te maken op voornoemd beleid. Sinds klagers verblijf in locatie De Schie heeft hij twee keer bezoek ontvangen. Voorts geeft de medische dienst van de
locatie De Schie aan dat klager voor zijn medische behandelingen ook prima terecht kan in het Sint Fransiscus Gasthuis te Rotterdam. Er is niet gebleken dat klager vaste behandelaars heeft in de ziekenhuizen van Enschede en Almelo. Daarnaast adviseert
de directeur van de locatie De Schie in het selectieadvies van 29 januari 2016 negatief ten aanzien van klagers verzoek. Ten slotte kan klager bij zijn casemanager vragen om zijn medische toestand voor te leggen aan het Bureau Individuele Medische
Advisering (BIMA) om te laten toetsen of het BIMA wel voldoende aanleiding ziet een uitzondering op voornoemd beleid te maken. Op basis van een toegevoegd advies van het BIMA zou de selectiefunctionaris bereid zijn geweest klagers verzoek opnieuw te
beoordelen. Uit recente navraag bij klagers casemanager is echter gebleken dat klager tot op heden geen gebruik heeft gemaakt van deze optie.
3.3. Ten aanzien van klagers verzoek zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Het OM stelt dat klager onvoldoende heeft onderbouwd dat hij regelmatig in de ziekenhuizen van Almelo en Enschede moet verblijven. Er is niet gebleken dat klager
vaste behandelaars heeft, en evenmin dat hij daar in de nabije toekomst afspraken heeft.
De directeur van de locatie De Schie heeft in het selectieadvies van 29 januari 2016 negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Hierbij zijn de negatieve adviezen
van het OM en de medische dienst van de locatie De Schie in aanmerking genomen.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat preventief gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in of nabij het arrondissement van vervolging, mits dit h.v.b. is toegewezen aan
het
arrondissement van vervolging. Van dat uitgangspunt kan onder omstandigheden worden afgeweken. Er dient dan sprake te zijn van een voldoende sociale en/of medische indicatie, onderbouwd door een verklaring van een deskundige.
4.3. Klager is ingesloten voor het arrondissementsparket Rotterdam en als preventief gehechte in het h.v.b. van de locatie De Schie geplaatst. Klager heeft verzocht om overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Almelo in verband met bezoekproblemen
die zijn vrouw en kinderen zouden ondervinden. Klager heeft dit onvoldoende feitelijk onderbouwd. Bezoekproblemen zijn nu eenmaal inherent aan het ondergaan van detentie. Nu klager zijn medische toestand niet heeft voorgelegd aan het BIMA en daarom
geen
medische indicatie is opgesteld, is niet aannemelijk geworden dat sprake is van een bijzondere medische situatie die overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Almelo rechtvaardigt. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden
gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, mede gezien de negatieve adviezen van het OM en de directeur van de locatie De Schie, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 17 mei 2016
secretaris voorzitter