Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1544/GB, 17 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1544/GB

Betreft: [Klager] datum: 17 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. P.J. Stronks, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klager in zijn bezwaarschrift tegen de oproep zich op 26 mei 2016 te melden in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein niet-ontvankelijk verklaard.

2. De feiten
Op 8 april 2016 is klager opgeroepen zich op 26 mei 2016 te melden in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein voor het ondergaan van 40 dagen gevangenisstraf. Op 21 april 2016 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 4 mei 2016
niet-ontvankelijk is verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Ten onrechte is de selectiefunctionaris niet ingegaan op het door klager gestelde feit dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Klager heeft de beslissing van 8 april 2016 namelijk niet eerder dan een paar dagen voor 22 april 2016
ontvangen. Dit kan klagers huisgenoot bevestigen. Voorts snapt klager niet wat onduidelijk zou zijn aan zijn verzoek en de daaraan ten grondslag liggende feiten en omstandigheden, om de aan hem opgelegde gevangenisstraf pas in oktober 2016 te laten
aanvangen. Klager verzoekt de beroepscommissie hem in zijn bezwaar alsnog ontvankelijk te verklaren en hem een tegemoetkoming toe te kennen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 17, tweede lid, juncto artikel 61, vijfde lid, van de Pbw, dient een beroepschrift binnen 7 dagen na ontvangst van het besluit te worden ingediend. Klagers beroepschrift is buiten deze termijn ingediend en derhalve
niet-ontvankelijk. Klager stelt dat in de beslissing op bezwaar ten onrechte niet is ingegaan op het argument dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De selectiefunctionaris heeft zich echter bij het behandelen van het bezwaarschrift
gericht op het bezwaarschrift van 21 april 2016 en de aanvullende gronden van 28 april 2016. Het voornoemde argument is niet aangevoerd in de aanvulling van het bezwaarschrift maar daags na het ingestelde bezwaarschrift in een e-mail naar de
selectiefunctionaris verstuurd. De selectiefunctionaris vindt dat het bezwaarschrift nog steeds niet-ontvankelijk is, nu klager op het juiste adres in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven.

Bovendien zou het bezwaarschrift ongegrond zijn verklaard, indien het tijdig was ingediend. Uit de aanwijzing Beleidsregels Openbaar Ministerie met betrekking tot het zelfmeldbeleid volgt dat problemen in de werksituatie die kunnen leiden tot ontslag
reden kunnen zijn om een verzoek tot uitstel in te dienen. Voorop staat echter de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Daarom wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. In het geval van klager zijn de
omstandigheden en termijnen dusdanig onduidelijk dat het door hem verzochte uitstel, geen garantie geeft dat hij de detentie in oktober 2016 wel kan ondergaan. Klager verzoekt uitstel op basis van het feit dat zijn huidige werkgever wordt overgenomen
door een andere schoonmaakorganisatie. Zijn huidige leidinggevende heeft mondeling aangegeven klager mee te willen nemen naar de nieuwe organisatie. In een e-mail van 3 mei 2016 heeft de selectiefunctionaris klager verzocht om onderliggende bewijzen,
waaruit blijkt dat klager inderdaad mee zal gaan naar de nieuwe organisatie. Deze bewijzen konden echter niet worden opgestuurd.

4. De beoordeling
4.1. De p.i. Nieuwegein is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte
gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van
beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Op grond van artikel 17, tweede lid, juncto artikel 61, vijfde lid, van de Pbw, dient
een bezwaarschrift binnen zeven dagen na ontvangst van de beslissing te worden
ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend bezwaarschrift is niettemin
ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de klager in
verzuim is geweest. Gelet op hetgeen de selectiefunctionaris heeft aangevoerd in de
beslissing van 4 mei 2016, moet het er voor worden gehouden dat klager het
bezwaarschrift tegen de oproep zich te melden te laat heeft ingediend. Klager stelt de
bestreden beslissing enkele dagen voor 22 april 2016 ontvangen te hebben. Deze
stelling wordt echter niet feitelijk onderbouwd. Nu geen gegronde reden heeft
aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is, is hij
terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Het beroep zal daarom
ongegrond worden verklaard.

4.4. Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat ook al zou worden aangenomen
dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, onvoldoende feitelijk
onderbouwd is dat voornoemde gevangenisstraf zal leiden tot werkloosheid van
klager.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 17 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven