Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0281/GM, 13 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/281/GM

betreft: [klager] datum: 13 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 17 februari 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 april 2016, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.W. Hermens, en namens de inrichtingsarts van de p.i. Ter Apel, [...], hoofd zorg.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 20 december 2015, betreft de omstandigheid dat klagers medicatie is gewijzigd.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Het beroep is buiten de termijn ingediend. Volgens klager is echter sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding nu hij niet kan lezen en schrijven en hij pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het bemiddelingsverslag toen deze zijn
raadsman bereikte op 5 februari 2016.
Klager krijgt al jarenlang dezelfde medicatie voorgeschreven. Klager heeft de afgelopen tien tot vijftien jaar afwisselend in detentie en in vrijheid verbleven. Hij kreeg in alle andere inrichtingen Rivotril. Ook buiten detentie kreeg hij dit middel.
Hij begrijpt niet waarom hij nu clonazepam krijgt voorgeschreven. Ook begrijpt hij niet waarom zijn medicatie ineens wordt afgebouwd. Het afbouwen of helemaal stoppen heeft ernstige ongewenste gevolgen voor klager. Klager verblijft sinds de afbouw van
zijn medicatie vaker in afzondering. Hij heeft vaker ruzie met medegedetineerden. Klager heeft bij de medische dienst aangedrongen op een second opinion, maar dit wil de medische dienst niet. Dat het de regel is om medicatie tijdens detentie verder af
te bouwen wordt niet onderbouwd. Klager heeft in het verleden geen last gehad van epileptische aanvallen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – ingenomen. De inrichtingsarts heeft kennis genomen van klagers voorgeschiedenis. Bij klager is geen sprake van psychiatrische problematiek, wel van verslavingsproblematiek en een
persoonlijkheidsstoornis. Klager wordt regelmatig besproken in het Psycho Medisch Overleg (PMO). De inrichtingsarts heeft in overleg met de psychiater beslist om klagers medicatie langzaam af te bouwen. Er is een afbouwschema opgesteld. Klager is op
eigen verzoek tijdens de afbouw begeleid door de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. Zij heeft alles aan klager uitgelegd. Omdat ze constateerde dat het tijdens het afbouwen minder goed ging met klager is na overleg met de psychiater besloten klager
een kleine hoeveelheid clonazepam te laten houden, namelijk drie maal daags 0,5 mg. Klager vindt dit echter niet voldoende. Hij wil bovendien Rivotril voorgeschreven krijgen in plaats van clonazepam. In de p.i. Ter Apel houdt men zich echter aan het
preferentiebeleid ten aanzien van het voorschrijven van medicatie. Om die reden is aan klager clonazepam voorgeschreven. Er bestaat geen indicatie om aan klager Rivotril voor te schrijven.

3. De beoordeling
Uit het medisch dossier blijkt dat klager bij binnenkomst in de p.i. Ter Apel clonazepam is voorgeschreven in plaats van Rivotril. Clonazepam is de naam van de werkzame stof. De werkzame stof van Rivotril is clonazepam. Uit artikel 2.8 van het Besluit
zorgverzekering volgt dat de kosten van merkmedicatie, in dit geval Rivotril, niet worden vergoed door de zorgverzekeraar indien hiervoor geen medische indicatie is. Uit de medische gegevens van klager is niet gebleken dat hij het merkloze middel
clonazepam niet verdraagt, zodat er geen medische indicatie is om hem Rivotril voor te schrijven.

Voorts is de beroepscommissie ambtshalve bekend met het feit dat binnen DJI een beleid wordt gehanteerd, dat erop is gericht het gebruik van benzodiazepines af te bouwen en deze middelen slechts met grote terughoudendheid te verstrekken. De
beroepscommissie is van oordeel dat dit beleid in zijn algemeenheid juist moet worden geacht. Dit zou slechts anders zijn indien een dringende noodzaak bestaat een gedetineerde benzodiazepines voor te schrijven. De noodzaak hiervoor wordt bepaald door
de voorschrijvend arts, in dit geval de inrichtingsarts. De omstandigheid dat iemand, zoals klager, jarenlang benzodiazepines is voorgeschreven is op zichzelf geen rechtvaardiging om daarmee door te gaan; steeds geldt dat bij ieder voorschrijven door
de
arts een afweging moet worden gemaakt. De beroepscommissie is van oordeel dat ook in het geval van klager het afbouwen daarvan niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. De beroepscommissie heeft hierbij in
aanmerking genomen dat de afbouw voorzichtig is gebeurd en klager goed in de gaten wordt gehouden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. Ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster op 13 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven