nummer: 15/4163/TB
betreft: [klager] datum: 29 april 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.J. Koningsveld, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 9 december 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.J. Koningsveld, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen
van het ministerie van Veiligheid en Justitie, en [...], manager patiëntenzorg bij FPC Pompestichting (hierna: de Pompestichting), gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 10 januari 2001 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 16 mei 2002 geplaatst in FPC De Kijvelanden. Bij beslissing van 25 mei 2005 is klager in
de Pompestichting geplaatst en bij beslissing van 12 september 2007 in een longstayvoorziening van de Pompestichting, aanvankelijk in Vught geplaatst, nadien in Zeeland waar klager ook thans verblijft. Het hoofd van de Pompestichting heeft op 6 mei
2015
medegedeeld geen mogelijkheden voor behandeling te zien en heeft geadviseerd klagers verblijf in de longstayvoorziening te continueren.
Op 21 augustus 2015 respectievelijk 28 augustus 2015 zijn rapporten uitgebracht door door psycholoog S. respectievelijk psychiater M. die beiden adviseren tot opheffing van de longstaystatus van klager ten einde een ultieme poging te doen richting
resocialisatie onder strikt toezicht.
In reactie op deze rapporten is op 14 september 2015 door psycholoog / behandelcoördinator M. bij de Pompestichting gesteld dat vraagtekens worden gezet bij de uitvoerbaarheid van een traject als voorgesteld door S. en M en dat de Pompestichting niet
bekend is met een woon- of begeleidingsvoorziening (buiten een longstayvoorziening) die het benodigde risicomanagement kan bieden en uitvoeren.
Vervolgens is klager op 26 november 2015 door de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (Lap) gezien en is op diezelfde datum door de Lap geconcludeerd dat het recidiverisico onverminderd hoog is, dat heropname van een op
verandering gerichte behandeling niet zinvol is en dat geen mogelijkheid wordt gezien voor een uitstroomtraject naar een GGZ-voorziening.
De Staatssecretaris heeft op 9 december 2015 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager ziet mogelijkheden voor verdere behandeling en resocialisatie. Dit wordt ook door de externe deskundigen geadviseerd. Klager wil graag een kans om te bewijzen dat hij het vertrouwen waard is. Hij is ooit uit eigen keuze op een
longstayvoorziening
geplaatst in verband met de relatie met zijn partner (die ook de longstaystatus heeft). Klager heeft inmiddels iets meer afstand van deze relatie genomen en wil graag uitstromen uit de longstayvoorziening. Zijn partner wil wel in de longstay blijven.
Volgens klager bestaan wel degelijk geschikte uitstroomtrajecten, zoals het Kempehuis van de Pompestichting of De Woenselse Poort in Eindhoven. Deze mogelijkheden zouden op zijn minst onderzocht moeten worden. Het is helder dat altijd een vorm van
toezicht nodig zal zijn. De vraag is of dat in de longstay moet of dat een lichtere vorm van toezicht voldoende is. Dit laatste moet op zijn minst worden geprobeerd. Klager kan altijd weer worden teruggeplaatst. In zijn huidige situatie komt klager in
ieder geval niet verder. Klager is bereid zich aan alle voorwaarden te houden, ook als dat zou inhouden dat hij alleen met een enkelband mag werken. De Woenselse Poort staat in het algemeen open voor patiënten als klager.
Het klopt niet dat, zoals de inrichting stelt, zich iedere maand seksuele incidenten hebben voorgedaan. Vanaf 2009 hebben slechts drie incidenten plaatsgevonden, steeds met volwassen personen die hiervoor open stonden.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het delictgevaar is niet verminderd. Klager heeft een hoog risicoprofiel. Zijn kernproblematiek (pathologie) is niet veranderd. De Pompestichting ziet geen behandelperspectief. Klager slikt weliswaar medicatie (Sertraline), maar dit is ontoereikend
voor
een reëel perspectief op uitstroom uit de longstay. Het recidiverisico is nog steeds heel hoog. Klager heeft begeleid verlof. Verlof zonder begeleiding is geen optie en dit zal bij ongewijzigde omstandigheden ook nooit mogelijk worden. Volgens de
Pompestichting bestaan geen verantwoorde mogelijkheden tot plaatsing van klager uit de longstayvoorziening. Het probleem met betrekking tot klagers seksuele uitingen is niet veranderd. Nog steeds vinden geregeld seksuele incidenten plaats met
medepatiënten, niet zijnde zijn echtgenoot. Er gaat geen maand voorbij zonder dat incidenten plaatsvinden. Klager kan zich niet goed houden aan de afspraken daarover met de inrichting. Hij heeft zijn seksuele impulsen niet onder controle. Een en ander
houdt ook verband met het indexdelict. De inrichting zit daar bovenop om grote ontremming met risico’s voor anderen te voorkomen.
De adviezen van de rapporteurs S. en M. over de uitplaatsing uit de longstayvoorziening zijn weinig concreet en uit die adviezen blijkt dat een geschikte vervolgvoorziening ontbreekt. S. en M. leggen geen verband tussen het recidiverisico dat
onverminderd hoog is en hun advies toch het verblijf in de longstayvoorziening te beëindigen. De Staatssecretaris ziet op dit moment geen andere mogelijkheid dan voortzetting van klagers verblijf in een longstayvoorziening. Eventuele positieve
veranderingen in de toekomst zullen worden gemonitord en waar nodig zal dit leiden tot onderzoek naar een reëel uitstroomtraject.
4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Klager verblijft sinds 12 september 2007 in een longstayvoorziening van de Pompestichting.
In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de Lap wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.
Uit de hiervoor genoemde rapporten en adviezen komt naar voren dat klagers kernproblematiek onveranderd is en dat nog steeds sprake is van een hoog recidiverisico. Ook klagers problematiek is ongewijzigd gebleven, terwijl zich in de Pompestichting
seksueel grensoverschrijdende incidenten blijven voordoen. Hoewel door rapporteurs S. en M. geadviseerd wordt de longstaystatus op te heffen, is dat in hun visie alleen mogelijk bij een strak extern risicomanagement. Door hen wordt echter geen concreet
uitstroomtraject of een concrete vervolgvoorziening genoemd, terwijl ook anderszins niet aannemelijk is geworden dat een bestaande instelling het vereiste risicomanagement kan bieden en uitvoeren. Voorts is in die adviezen niet nader toegelicht hoe het
hoge recidiverisico zich verhoudt tot een reëel perspectief op resocialisatie.
Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening nog steeds in de rede ligt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A. Th. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 april 2016
secretaris voorzitter