Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4199/TA, 29 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4199/TA

betreft: [klager] datum: 29 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 november 2015 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, voor zover in beroep aan de orde, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is klager gehoord.
Het hoofd van de inrichting en klagers raadsman, mr. N.A. Heidanus, hebben schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Als toehoorder was aanwezig mr. E.W. Bevaart, coördinator bij de afdeling rechtspraak van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager in strijd met de huisregels van de inrichting de eerste drie maanden van zijn verblijf in de inrichting niet honderd procent van zijn arbeidsloon uitbetaald heeft gekregen bij het niet kunnen verrichten van
werkzaamheden.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Volgens de huisregels krijgt een nieuw in de inrichting ingekomen patiënt de eerste drie maanden honderd procent van het arbeidsloon
uitbetaald. Bij ‘overnamepatiënten’ past de inrichting ten onrechte die regel niet toe. De eerste drie maanden – de introductieperiode – is bedoeld voor kennismaking, dossiervorming en indicatiestelling. De inrichting voert op dit punt echter een
inconsequent en ongelijk beleid nu diverse medepatiënten van klager die, net als klager, vanuit FPC Veldzicht zijn overgeplaatst (bijvoorbeeld medepatiënten K. en C. ) wel de eerste drie maanden honderd procent uitbetaald hebben gekregen er klager
niet.
De inrichting wekt de suggestie dat klager niet voldoende heeft willen werken, althans dat hij zich onvoldoende beschikbaar heeft gesteld voor het inplannen van werk. Klager is echter juist zeer gemotiveerd om te werken en heeft steeds een vol rooster
willen draaien. Volgens klager werd hij daartoe echter niet in de gelegenheid gesteld, hetgeen mede werd veroorzaakt doordat hij een nieuwe patiënt was. Klager heeft hierdoor de eerste drie maanden steeds minder dan 25 uur per week kunnen werken.
Klager verzoekt een passende financiële tegemoetkoming. Hij heeft nog € 190,74 tegoed van de kliniek.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht. Voor nieuwe patiënten geldt dat zij de eerste drie maanden honderd procent worden uitbetaald ongeacht of zij arbeid
hebben verricht, maar voor een ‘overnamepatiënt’ of ‘overplaatsingspatiënt’ geldt die regel niet. Uit het overzicht van de ingeplande blokken van klager blijkt dat hij sinds zijn opname steeds iedere week een verschillend aantal uur stond ingepland
voor
werk. Klager is door het hoofd behandeling beoordeeld als reguliere patiënt hetgeen betekent dat hij de volle 25 uur per week mag werken. Klager is echter zelf verantwoordelijk voor het inplannen van werk. Niet gebleken is dat het personeel klager niet
heeft toegestaan meer te werken. Klager heeft alle uren die hij gewerkt heeft, uitbetaald gekregen. Niet duidelijk is waarop het bedrag dat hij noemt, is gebaseerd.

3. De beoordeling
De onderhavige klacht houdt in dat klager op grond van 2.2. van de “Financiële regelgeving 2014 op grond van de Bvt’ van de inrichting (verder: de Financiële regeling) de eerste drie maanden van zijn verblijf in de inrichting, ongeacht zijn
arbeidsinspanning, recht had op honderd procent uitbetaling van het loon en dat hem dit als ‘overnamepatiënt’ ten onrechte is onthouden. De klacht ziet derhalve op een (vermeende) schending van een recht, zodat sprake is van een beklagwaardige
beslissing op grond van artikel 56, eerste lid, aanhef en onder e, Bvt. De beroepscommissie vernietigt daarom de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt en verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag.

In par. 2.2, getiteld “Introductiefase”, van de Financiële regeling van de inrichting is het volgende vermeld: “Omdat de patiënt in de eerste drie maanden na opname in de kliniek beschikbaar moet zijn voor nadere diagnostiek, kennismaking met de
disciplines en observatie, kan dit betekenen dat hij niet maximaal 25 uren per week aan betaalde activiteiten kan deelnemen. In de introductieperiode krijgt de patiënt 25 uur 100% uitbetaald. De introductiefase eindigt na het vaststellen van het
verplegings- en behandelingsplan. Daarna start de beloningsregeling”.
Deze regeling omtrent de betaling van arbeidsloon in de eerste drie maanden ziet naar haar bewoordingen niet alleen op ‘eerste opnames’, dat wil zeggen patiënten die voor hun opname in de inrichting niet in een andere tbs-inrichting hebben verbleven,
maar ook op patiënten die zijn overgeplaatst vanuit een andere inrichting. De Financiële regeling biedt geen aanknopingspunten voor een beperktere uitleg als door de inrichting voorgestaan. Voorts is door het hoofd van de inrichting niet (gemotiveerd)
betwist dat medepatiënten K. en C., net als klager afkomstig uit FPC Veldzicht, tijdens hun introductieperiode wel 25 uur honderd procent uitbetaald hebben gekregen. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat de beslissing klager gedurende de
introductiefase niet 25 uur honderd procent van het arbeidsloon uit te betalen als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Het beklag zal dan ook gegrond worden verklaard. De inrichting zal alsnog het niet-betaalde bedrag aan klager moeten
uitkeren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken, doordat de kliniek aan klager alsnog het niet-betaalde loon zal moeten uitbetalen, komt klager geen tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 april 2016

secretaris voorzitter

Naar boven