Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0407/GB B, 8 november 1999, beroep
Uitspraakdatum:08-11-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: B 99/407/GB
Betreft: [...] datum: 8 november 1999

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 10 september 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, zoals aangevuld bijbrief van 27 september 1999, ingediend door mr. D.D. Pietersz namens

[...], geboren op [1969], verder te noemen appellant,

gericht tegen een beslissing d.d. 7 september 1999 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van appellant gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis „Esserheem“ te Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Appellant is sedert 5 augustus 1998 gedetineerd. Vanuit het huis van bewaring (h.v.b.) te Haarlem is hij op 13 augustus 1999 geplaatst in de gevangenis „Esserheem“ te Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschapgeldt.
2.2. Appellant ondergaat een gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 8 mei 1999. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 25 juli 2000.

3. De standpunten
3.1. Appellant is van mening dat ten onrechte is beslist tot zijn plaatsing in de gevangenis "Esserheem". Hij heeft dit als volgt toegelicht.
Hij heeft familieleden en vrienden die woonachtig zijn in de regio Rotterdam. Deze bieden hem veel steun tijdens zijn detentie en hebben hem zo vaak als mogelijk was in het h.v.b. te Haarlem bezocht. In de gevangenis „Esserheem“ zalhij van bezoek verstoken zijn daar zijn relaties niet over de tijd, noch over de financiële middelen, beschikken om hem in Veenhuizen op te zoeken. Het niet kunnen ontvangen van bezoek schaadt het belang van zijn resocialisatie. Hijheeft zijn wens om in een gevangenis in de omgeving van Rotterdam te worden geplaatst kenbaar gemaakt aan het Bureau sociale dienstverlening (b.s.d.) van het h.v.b. te Haarlem en hij vindt dat de selectiefunctionaris daarmeerekening had kunnen en dienen te houden bij zijn selectiebeslissing. Indien hij in de omgeving van Rotterdam zou zijn gedetineerd zou hij vaker bezoek kunnen ontvangen dan te Haarlem het geval was.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Appellant is op grond van de beschikbare rapportage, overeenkomstig het advies van de inrichting, geselecteerd voor een gesloten penitentiaire inrichting. Ten tijde van het selecteren van appellant waren geen er gegevens bekend overeen noodzaak om hem in de buurt van Rotterdam te plaatsen. Daar hem niets bekend was over bezoek of behoefte aan kontakt van appellant met in Nederland woonachtige relaties, heeft de selectiefunctionaris geconcludeerd dat appellant- die vreemdeling is, niet over een geldige verblijfstitel beschikt, geen woon of- verblijfplaats in Nederland heeft en na ommekomst van zijn detentie met het oog op zijn uitzetting zal worden overgedragen aan de Vreemdelingendienst- geen kontakten in Nederland had. Op 3 augustus 1999 is gekozen voor selectie voor de gevangenis „Esserheem“, daar die inrichting een zeer korte wachtlijst had. Appellant kon daar al op 13 augustus 1999 worden geplaatst.
Gelet op het hiervoor vermelde en omdat hem in tweede aanleg bij navraag in het h.v.b. te Haarlem is gebleken dat appellant in een tijdsbestek van een jaar slechts acht maal bezoek ontving van een relatie uit Rotterdam, heeft deselectiefunctionaris geen reden gezien om terug te komen op de selectiebeslissing. Het bezwaar is derhalve ongegrond verklaard.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis "Esserheem" te Veenhuizen is aangewezen als een gevangenis voor langgestrafte mannen, met een regime van algehele gemeenschap.

4.2. De beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing van appellant in de gevangenis „Esserheem“ is in niet strijd met de wet, daar appellant behoort tot de onder 4.1 genoemde categorie gedetineerden.
De beroepscommissie is echter van oordeel dat de selectiefunctionaris ten onrechte onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de omstandigheid dat appellant tijdens zijn verblijf in het h.v.b. te Haarlem binnen een tijdsbestek van eenjaar acht maal bezoek heeft ontvangen van een relatie uit Rotterdam en deze omstandigheid niet heeft afgewogen tegen de eventuele plaatsingsmogelijkheden in de omgeving van Rotterdam. Er heeft derhalve geen juiste belangenafwegingplaatsgehad, zodat de selectiebeslissing niet in stand kan blijven. De beroepscommissie zal de beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen, met in achtneming van haar uitspraak.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze beslissing.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 8 november 1999

secretaris voorzitter

Naar boven