Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0080/GB, 4 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/80/GB

Betreft: [Klager] datum: 4 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 januari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing hem terug te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 28 november 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Vanuit deze inrichting is klager op 26 november 2015 geplaatst in de gevangenis van de
p.i. Lelystad waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op 26 februari 2016 is hij geplaatst in de z.b.b.i. van de locatie Zuyder Bos.

2.2. Bij uitspraak van 1 april 2016 van de beklagcommissie van de locatie Zuyder Bos is klagers beklag, betreffende de beslissing van de directeur van de p.i. Heerhugowaard tot oplegging van een ordemaatregel, gegrond verklaard. De beklagcommissie
achtte het onvoldoende aannemelijk dat klager op 23 november 2015 ongeoorloofd niet op zijn werk was verschenen. Hierbij heeft de beklagcommissie in aanmerking genomen dat klager onweersproken gesteld heeft dat hij bij terugkomst in de inrichting geen
gelegenheid heeft gekregen uitleg te geven, dat hij zijn werkgever zeventien keer heeft proberen te bellen en dat hij door zijn werkgever is weggestuurd nadat hij hem zelf had gevonden.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager bestrijdt uitdrukkelijk dat hij meerdere malen afwezig is geweest op zijn werkplek. Het verbaast hem dat, zowel door de directeur van de locatie Zuyder Bos als door de selectiefunctionaris, geen nader onderzoek is gedaan naar de telefonische
mededeling op 23 november 2015 van klagers werkgever dat klager regelmatig niet op werk was verschenen en hij derhalve niet langer met klager doorwilde. Klager heeft de indruk dat de werkgever van klager af wilde en daarvoor ten onrechte gebruik heeft
gemaakt van een - niet onderbouwde - gestelde afwezigheid van
klager. Voorts blijkt uit het telefoongesprek tussen klagers werkgever en de locatie Zuyder Bos niet dat klager meerdere malen afwezig zou zijn geweest op zijn werk. Daarnaast worden er geen nadere inlichtingen verzocht omtrent de gestelde afwezigheid
van klager, zoals bijvoorbeeld de vraag waarom de werkgever de afwezigheid pas na een paar uur heeft gemeld. Klager gaat er namelijk vanuit dat er uit het contract tussen de locatie Zuyder Bos en de werkgever volgt dat de werkgever iedere afwezigheid
terstond moet melden.

Om aannemelijk te kunnen maken dat klager niet langer een meer dan te verwaarlozen maatschappelijk risico of vluchtrisico vormt op grond van artikel 2, eerste lid onder a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing, dient de
selectiefunctionaris de bestreden beslissing, gelet op het ingrijpende karakter, met meer te onderbouwen dan met een telefonisch gedane mededeling welke niet verder onderzocht is. Tevens is ten onrechte geen rekening gehouden met de schriftelijke
verklaring van een vriendin van klager, welke hij in de bezwaarprocedure overgelegd heeft. Deze verklaring is van grote waarde nu het betrekking heeft op een mogelijke achtergrond voor de afwezigheidsmelding op 23 november 2015.

Verder blijkt uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Zuyder Bos van 24 november 2015 dat klager in verband met medische klachten veelvuldig de inrichting heeft verlaten voor ziekenhuisbezoek. Tijdens deze vrijheden hebben zich nimmer
incidenten voorgedaan. Bovendien neemt klager deel aan het plusprogramma en voldoet derhalve aan deze eis voor plaatsing in een z.b.b.i. Klager voldoet tevens aan alle andere gestelde eisen. Het oordeel van de selectiefunctionaris omtrent het gestelde
vluchtrisico of maatschappelijk risico is onvoldoende onderbouwd. Klager wenst een tegemoetkoming voor de periode dat hij onrechtmatig niet in een z.b.b.i. heeft kunnen verblijven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op 23 november 2015 heeft klagers werkgever de locatie Zuyder Bos gebeld met de mededeling dat hij niet langer doorwilde gaan met klager, aangezien klager omstreeks 11 uur nog niet op zijn werk was verschenen. Daarnaast stelde de werkgever dat klager
vaker afwezig was geweest. Terug in de locatie Zuyder Bos heeft klager niet aannemelijk kunnen maken waar hij die ochtend was geweest. Hiermee heeft klager misbruik gemaakt van de vrijheden die gepaard gaan met een verblijf in een inrichting met
regimaire vrijheden. Dientengevolge heeft klager het vertrouwen geschaad. Het feit dat hij meerdere keren contact heeft gezocht met zijn werkgever, betekent niet dat hij op zijn werkplek was verschenen. Gelet op het voorgaande is besloten klagers
verblijf in de z.b.b.i. van de locatie Zuyder Bos te beëindigen. De telefonische melding en de brief van een vriendin van klager zijn niet meegewogen in deze beslissing. Tevens merkt de selectiefunctionaris merkt op dat de degradatie van klager naar
een
basisprogramma een beslissing van de directeur is.

Bij beoordeling van het beroep is echter vastgesteld dat het afwezig zijn van klager op de werkplek een eenmalig incident is geweest. Derhalve is klager opnieuw geselecteerd voor plaatsing in een z.b.b.i. De selectiefunctionaris acht het niet
geïndiceerd om klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu binnen afzienbare tijd is besloten klager een herkansing te geven.

3.3. De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft in het selectieadvies van 24 november 2015 geadviseerd om klager te selecteren voor een gevangenis met een normaal beveiligingsniveau. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager heeft getoond niet
om
te kunnen gaan met de vrijheden die bij een verblijf in een z.b.b.i. behoren.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels in een z.b.b.i. is geplaatst en derhalve niet langer in de gevangenis van de p.i. Lelystad verblijft, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen nu namens klager is verzocht om een financiële
tegemoetkoming.

4.2. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie acht het voldoende
aannemelijk dat klagers afwezigheid op 23 november 2015 ongeoorloofd was. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat klager geen redelijke verklaring heeft kunnen geven waar hij op voornoemde datum is geweest. De bestreden beslissing
is
derhalve zorgvuldig genomen. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 4 mei 2016

Secretaris voorzitter

Naar boven