Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1037/GV, 4 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1037/GV

betreft: [...] datum: 4 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.W. Daamen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 maart 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volg toegelicht. Klager heeft zich destijds onttrokken aan detentie om voor zijn ernstig zieke moeder te kunnen zorgen. Hij is uit zichzelf naar Nederland teruggekeerd en was van plan zich direct na aankomst te melden,
maar kreeg de kans niet omdat hij al bij aankomst op het vliegveld in Düsseldorf werd aangehouden. De adviezen waarop de Staatssecretaris zijn oordeel baseert, die van de directeur, de politie en het Openbaar Ministerie, zijn alle positief. Klager
heeft
slechts verlof aangevraagd voor de duur van twaalf uur en is bereid het verlof met voorwaarden, bijvoorbeeld in de vorm van elektronisch toezicht, te ondergaan. Dit is ten onrechte niet door de Staatssecretaris als mogelijkheid meegenomen bij zijn
beslissing. Klager is de laatste vijftien jaar, tijdens zijn onttrekking, nimmer in aanraking gekomen met de politie. Hij gedraagt zich in de inrichting naar behoren. Klager zet zich in voor een succesvolle terugkeer in de maatschappij en de einddatum
van zijn detentie komt steeds dichterbij. Klager wil graag regelmatig thuis kunnen zijn wanneer zijn vrouw en kind in juli naar Nederland komen. Klager wil daarom in aanmerking komen voor plaatsing in een b.b.i. of z.b.b.i., hetwelk pas mogelijk is na
een positief afgerond verlof. Klager wil zich eveneens inschrijven in de gemeente Dordrecht en bij woonstichtingen en uitzendbureaus. Klager heeft gelet hierop een groot persoonlijk belang bij toekenning van de onderhavige verlofaanvraag. Verzocht
wordt
de Staatssecretaris op te dragen een nieuwe beslissing te nemen omtrent klagers verlofaanvraag en een tegemoetkoming toe te kennen van € 50,= voor de opgelopen vertraging. Voorts verzoekt klager gehoord te worden over het beroepschrift.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Ondanks de positieve adviezen bestaat er bij de Staatssecretaris geen vertrouwen in een goede afloop van het verlof. Klager heeft door de veertienjarige onttrekking laten zien
onbetrouwbaar te zijn in het nakomen van afspraken. De einddatum van klagers detentie is thans nog te ver weg. Zodra er een minimaal strafrestant aanwezig is, zal het risico op onttrekking afnemen. Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Namens klager is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek, wegens opzettelijke overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 januari 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

De beroepscommissie is van oordeel dat de omstandigheid dat klager zich gedurende een periode van veertien jaar aan detentie heeft onttrokken in deze fase nog een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze in combinatie met de lengte
van het strafrestant, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. De beroepscommissie merkt daarbij echter op dat bij het naderen van klagers einddatum het voorbereiden van zijn terugkeer in de samenleving aan
belang wint. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 4 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven