nummer: 16/860/GV
betreft: [klager] datum: 25 april 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 maart 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager\alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van\algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit het uitgebreide vrijhedenadvies volgt dat er geen sprake is van openstaande strafzaken. Het enige dat openstaat is het hoger beroep in de strafzaak waarvoor klager thans is gedetineerd alsmede de
door de rechtbank toegewezen vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. Er is geen sprake van openstaande strafzaken waardoor de einddatum zou kunnen verschuiven. Behandeling van het hoger beroep vindt pro forma
plaats op 14 april 2016. Er bestaat geen enkel zicht op een inhoudelijke behandeling binnen de detentie. Het Openbaar Ministerie (OM) stelt dat het tegenover de maatschappij onverklaarbaar zou zijn dat klager al vergaande vrijheden mag genieten.
Algemeen verlof van twaalf uur met daaraan verbonden voorwaarden waaronder elektrisch toezicht ter zake waarvan de vrijhedencommissie positief heeft geadviseerd kan niet gelden als een vergaande vrijheid, maar is een zeer beperkte vrijheid met
stringente voorwaarden. De politie en de directeur hebben positief geadviseerd ter zake van verlofverlening. De directeur heeft hieraan de voorwaarde verbonden dat het verlof wordt verleend voor twaalf uur met een locatieverbod. Klager kan zich in een
dergelijke oplossing geheel vinden. Binnen de inrichting wordt ook positief aangekeken tegen een penitentiair programma ingaande in juli 2016. Het verlenen van verlof kan een stap zijn in het verlenen van verdere vrijheden zoals een penitentiair
programma. De selectiefunctionaris stipt aan dat er sprake moet zijn van een intramurale behandeling. Die behandeling loopt inmiddels sinds ongeveer een maand. Klager heeft wekelijks gesprekken. Uit niets blijkt dat een kort verlof met elektronisch
toezicht niet mogelijk is.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De fictieve einddatum is berekend op grond van de opgelegde gevangenisstraf in eerste aanleg. Naast deze straf is ook een tenuitvoerlegging van gevangenisstraf gelast. Wanneer dezelfde straf met de tenuitvoerlegging wordt uitgesproken in beroep zal de
fictieve einddatum verschuiven. Het OM verzet zich tegen het verlenen van verlof. In deze fase van de detentie wordt met name voor wat betreft het slachtoffer verlofverlening onwenselijk geacht. De kans op recidive is hoog gevonden gezien de
hoeveelheid
delicten waarvoor klager is veroordeeld en er delicten zijn gepleegd tijdens de proeftijd. De mening van het OM ten aanzien van het recidiverisico wordt onderschreven door de reclassering die een behandeling bij De Waag of het DOK geïndiceerd acht. Het
recidiverisico voor verlofverlening wordt onaanvaardbaar hoog geacht. Een behandeling is nog maar sinds korte tijd opgestart. Met name met het oog op de door de reclassering opgedane ervaringen wordt verlofverlening in deze fase van de detentie nog
niet
verantwoord geacht. Bijzondere voorwaarden perken het risico op recidive niet in. Een kort verlof zoals door de directeur is geadviseerd met elektronisch toezicht is niet mogelijk voor een verlof met zo’n korte duur.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Dordrecht heeft gelet op klagers gedrag, dat de laatste tijd is verbeterd, positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag mits dit voor twaalf uur wordt verleend met een locatieverbod en elektronisch
toezicht.
De advocaat-generaal van het ressortsparket Den Haag heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening omdat klager zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks zeer ernstige gewelds- en vermogensdelicten die zijn gepleegd in een lopende proeftijd.
Er is sprake van een hoog recidiverisico.
De politie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening mits klager zich niet begeeft in de wijk Noordflank en op het Vogelplein te Dordrecht.
3. De beoordeling
Klager heeft beroep ingesteld tegen een veroordeling in eerste aanleg tot een gevangenisstraf van 28 maanden. Voorts volgt uit de stukken dat er sprake zou zijn van een tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, een
omzetting van een werkstraf van 60 uur en een vordering op grond van de Wet Terwee. Zijn fictieve einddatum is thans bepaald op 23 november 2016.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.
Bij klager die in eerste aanleg is veroordeeld voor een reeks ernstige geweldsdelicten en vermogensdelicten is een hoog recidiverisico geconstateerd. De delicten waarvoor hij is veroordeeld zijn tijdens een proeftijd gepleegd. Klagers gedrag in de
inrichting is nog maar sinds korte tijd verbeterd en zijn behandeling is recent aangevangen. Blijkens de reactie van de Staatssecretaris is een verlof voor de duur van twaalf uur met een locatieverbod en elektronisch toezicht, zoals door de directeur
geadviseerd, niet mogelijk voor een verlof van een dergelijke korte duur.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, mede gelet op het negatieve advies van het OM, een afwijzing van klagers verlofaanvraag in dit stadium van zijn detentie
rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, en mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 april 2016.
secretaris voorzitter