Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3137/TR, 26 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3137/TR

betreft: [klager] datum: 26 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 15 september 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 maart 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.O. Roosjen, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de machtiging tot het verlenen van proefverlof ingetrokken.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 21 december 2000 veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek, en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager verblijft sinds 10
oktober 2002 in FPC Trajectum (voorheen: Hoeve Boschoord). Vanaf 21 januari 2010 kwam klager in aanmerking voor proefverlof. Hij verbleef in dat kader in woonvoorziening Stevig van de locatie Dichterbij te Oostrum. Voor het laatst op 4 augustus 2015
heeft FPC Trajectum de Staatssecretaris verzocht de machtiging voor proefverlof te verlengen. Op 11 september 2015 heeft het Adviescollege Verloftoetsing TBS (Avt) de minister van Veiligheid en Justitie geadviseerd geen verlof te verlenen. De
Staatssecretaris heeft op 15 september 2015 besloten geen verlofmachtiging te verlenen en de nog lopende verlofmachtiging in te trekken.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het beroep is alleen gericht tegen de intrekking van de verlofmachtiging. Uit het meest recente verlengingsadvies van 29 oktober 2014 komt naar voren dat klager op zijn plaats is in de
woonvoorziening Stevig. De prognose van de inrichting is dat klager bij deze woonvoorziening zal blijven wonen. Klager wil dit ook. Hij beseft dat hij altijd begeleiding nodig zal hebben. De problematiek van klager is niet, dan wel in geringe mate,
veranderbaar. De inzet is gericht op het vergroten van de kwaliteit van leven, rekening houdend met de beperkingen die verband houden met zijn problematiek. Het behandelverloop is een proces van vallen en opstaan. De inrichting kan hier op adequate
wijze mee omgaan. Trajectum heeft hierbij op de achtergrond een sturende functie. Ondanks het feit dat zich in de afgelopen periode een aantal incidenten heeft voorgedaan, waren de begeleidende instanties van mening dat het proefverlof in de huidige
vorm voortgezet zou moeten worden. Tot verbazing van klager is de gevraagde machtiging niet verleend met als gevolg dat het proefverlof van klager is stopgezet en klager is teruggeplaatst in Trajectum Noord. Deze terugplaatsing is zeer schadelijk voor
klager omdat hij extreem afhankelijk is van een stabiele omgeving. Verandering in externe factoren leidt tot een toename van angst en onrust bij klager. Klager vreest dat zijn plek bij Stevig verloren zal gaan. De behandelaren van klager zijn in
tegenstelling tot het Avt van mening dat het aangevraagde verlof wel verantwoord is. Voor klager is een strakke, permanent gecontroleerde leefomgeving vereist. Dit kan hem bij Stevig worden geboden. De begeleiding kan dan adequaat inspelen op eventuele
incidenten en risico’s. Het ongewenste gedrag van klager heeft nimmer tot delictgerelateerde situaties geleid. Het niet verlengen van de machtiging en de terugplaatsing naar Trajectum is dus niet geïndiceerd en zelfs een verkeerde beslissing.
Klager heeft een waarschuwing gekregen voor een periode van drie maanden. In die periode is er niets voorgevallen. Klager meent dat dit had moeten worden meegenomen in de beslissing. Klager is niet geïnformeerd over de reden waarom hij is
teruggeplaatst
naar Trajectum Noord. Sinds 28 januari 2016 verblijft klager weer op basis van transmuraal verlof in Dichterbij. Het gaat goed met hem. Klager is het niet eens met de conclusies van het Avt. Als zaken niet duidelijk voor klager zijn wordt hij boos en
agressief. Klager werd boos over zijn tbs-verlenging.
Klagers problematiek is blijvend en gaat gepaard met vallen en opstaan. De behandelaren zagen geen aanleiding in de incidenten om het proefverlof in te trekken. Door de terugplaatsing is klager extra kwetsbaar geworden. Hij kan hier niet tegen. Klager
meent dat er geen reden was de verlofmachtiging in te trekken. De incidenten hadden geen consequenties voor de veiligheid. Het ontvluchtingsrisico is laag. Uit niets blijkt waarom Stevig niet in staat zou zijn adequate maatregelen te nemen. Klager
heeft
geleden door de terugplaatsing naar Trajectum. De beslissing is niet goed geweest en ook niet goed aan klager uitgelegd.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Uit rapportages van Trajectum ten aanzien van klager blijkt dat klager functioneert op een licht-beperkt verstandelijk niveau waarbij sprake is van pedofilie en
een gedragsstoornis. Klager heeft een moeilijk jaar doorgemaakt waarbij regelmatig incidenten zijn voorgekomen. Hij heeft veel last van spanningen rondom de verlengingszitting en het hoger beroep. Daarnaast zijn er nieuwe ontwikkelingen binnen Stevig,
inhoudende een overgang van woonvoorziening naar behandelcentrum. Hiermee samenhangend zijn er veranderingen in de personele bezetting en de cliëntenpopulatie waar klager last van heeft en wat bij hem spanningen oproept. De incidenten die de afgelopen
periode door klager zijn veroorzaakt hebben over het algemeen te maken met het uitstellen van behoeften en het niet opvolgen van afspraken of het uitvoeren van taken. Dit uit zich in frustratie, vijandigheid, en verbale en fysieke agressie. Verdere
uitbreiding van het verlofplan is daarom stopgezet. Klager stelt zich niet open op in gesprekken over spanningen en is niet betrouwbaar. Ook is waargenomen dat sinds klager minder goed functioneert, hij tijdens en voorafgaand aan verloven erg met
kinderen bezig is. Hierop is onder andere besloten dat klager niet naar kinderrijke omgevingen mag. Klager weigert zijn dagprogramma te volgen. De verschillende uitgezette begeleidingsstijlen hebben geen effect gehad en klager heeft aangegeven dit
gedrag te zullen voortzetten totdat hij op de longstay terecht komt. Tevens heeft klager afspraken rondom het pinnen van geld en het leren omgaan met zijn zakgeld en telefoonbeheer geschonden. Het vorenstaande vormde voor het Avt aanleiding negatief te
adviseren omtrent het handhaven van het proefverlofkader. Op grond van artikel 6, vierde lid, van de Verlofregeling tbs dient na een negatief advies van het Avt dienovereenkomstig te worden beslist. Gelet daarop is de machtiging ingetrokken. De
Staatssecretaris is gehouden het advies van het Avt op te volgen. Het Avt is een onafhankelijke instelling die ook de belangen van de maatschappij dient. Klager heeft gedurende de periode van 15 september 2015 tot 25 januari 2016 terecht geen verlof
kunnen genieten.

4. De beoordeling
De Staatssecretaris verwijst naar artikel 6, vierde lid, van de Verlofregeling TBS waarin is bepaald dat indien het Avt adviseert geen machtiging te verlenen, de Minister dienovereenkomstig beslist. De Staatssecretaris meent dat hij in het geval van
een
negatief advies van het Avt gehouden is ook een lopende verlofmachtiging in te trekken.

Art. 6 van de Verlofregeling TBS luidt:
“1. Een verlofaanvraag, waaronder begrepen de evaluatie van een verlof, wordt door de Minister procedureel getoetst en vervolgens, met het oog op een inhoudelijk advies voorgelegd aan het AVt.
2. In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvraag voor een machtiging incidenteel verlof en de aanvraag voor een machtiging eenmalig begeleid verlof uitgezonderd van advisering door het AVt.
3. In afwijking van het eerste lid, is advisering door het AVt niet verplicht voor de aanvraag voor een machtiging begeleid verlof voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.
4. Indien het AVt adviseert geen machtiging te verlenen, beslist de Minister dienovereenkomstig.
5. Indien het AVt adviseert een machtiging te verlenen, kan de Minister gemotiveerd een andere beslissing nemen.”

Art. 15 van deze Regeling luidt:
“1. De machtiging vervalt in de volgende gevallen:
a. wanneer de termijn waarvoor de machtiging is afgegeven is verstreken;
b. bij het verlenen van een nieuwe machtiging;
c. indien de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde wordt overgeplaatst naar een ander FPC;
d. in de gevallen als bedoeld in artikel 53, tweede lid, sub 1 en sub 2 en artikel 57, vierde lid, sub 1 en sub 2, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden.
2. De machtiging kan worden ingetrokken in de gevallen als bedoeld in artikel 53, derde lid, en 57, vijfde lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden.
3. De machtiging wordt ingetrokken indien de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde, geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland.”

Art. 53 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) luidt:
tweede lid, sub 1 en 2, en derde lid
“De machtiging vervalt:
1°. zodra de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde vierentwintig uur ongeoorloofd afwezig is, tenzij sprake is van overmacht, of
2°. zodra het openbaar ministerie aan het hoofd van de tbs-inrichting meldt dat de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde wordt aangemerkt als verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, begaan tijdens de
tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
3. Onze Minister kan de machtiging intrekken bij overtreding van de voorwaarden, gesteld bij het verlenen van verlof of indien feiten of omstandigheden bekend worden waardoor, indien deze ten tijde van het verlenen van de machtiging bekend waren
geweest, de machtiging niet of niet in deze vorm zou zijn verleend. Onze Minister kan per inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden of afdeling daarvan alle verlofmachtigingen intrekken indien er aanwijzingen zijn dat zich bij die
inrichting of afdeling een patroon voordoet van meerdere onttrekkingen of andere incidenten.”

Art. 57 van het Rvt luidt:
vierde lid sub 1 en 2, en vijfde lid
“4. De machtiging van Onze Minister vervalt:
1°. zodra de ter beschikking gestelde vierentwintig uur ongeoorloofd afwezig is, tenzij sprake is van overmacht, of
2°. zodra het openbaar ministerie aan het hoofd van de tbs-inrichting meldt dat de ter beschikking gestelde wordt aangemerkt als verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, begaan tijdens het proefverlof.
5. Onze Minister kan de machtiging intrekken bij overtreding van de voorwaarden, gesteld bij het verlenen van proefverlof of indien feiten of omstandigheden bekend worden waardoor, indien deze ten tijde van het verlenen van de machtiging bekend waren
geweest, de machtiging niet of niet in deze vorm zou zijn verleend. Onze Minister geeft terstond kennis van het intrekken van de machtiging tot proefverlof aan het hoofd van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden.”

De beroepscommissie volgt de Staatssecretaris niet in zijn standpunt. In het onderhavige geval is van toepassing art. 57, vijfde lid, Rvt. De beslissing tot intrekking van de machtiging voor het verlenen van proefverlof is gelet op de bewoordingen van
dat artikel een discretionaire bevoegdheid van de Staatssecretaris. Art. 6 Verlofregeling TBS bevat aangaande de niet-verlening van een verlofmachtiging een ander toetsingskader dan art. 57, vijfde lid Rvt betreffende de intrekking van een
verlofmachtiging: aan de beslissing tot intrekking van een verlofmachtiging dient een belangenafweging vooraf te gaan. Het beroep van de Staatssecretaris op het advies van het Avt in het kader van de verlening van een verlofmachtiging ontslaat hem
derhalve niet van de plicht een belangenafweging ter zake van de intrekking te verrichten.
Gelet op hetgeen van beide zijden ter zitting van de beroepscommissie naar voren is gebracht is, op basis van rapportages van Trajectum omtrent de door klager veroorzaakte incidenten en zijn opstelling, de beslissing tot intrekking van de
verlofmachtiging naar het oordeel van de beroepscommissie niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. Drs. L.C. Mulder en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 26 april 2016

secretaris voorzitter

Naar boven