Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0376/TA, 22 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/376/TA

betreft: [klager] datum: 22 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.C. van Tuinen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraak van 28 oktober 2015 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderkliniek te Almere, verder te noemen de inrichting, voor zover daarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft het beklag betreffende het niet ontvangen van voedingsgeld terwijl klager vanwege zijn aandoening een speciaal dieet dient te volgen gegrondverklaard maar hem geen tegemoetkoming toegekend, een en ander op de gronden als in de
aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend.
Klager lijdt aan de ziekte van Crohn. De symptomen kunnen met de juiste voeding bestreden en/of onder controle worden gehouden. Gedurende klagers verblijf op de afdeling Beekvliet is hem ten onrechte een persoonlijk voedingsbudget onthouden. Klager
heeft hierdoor schade geleden. Vanaf het moment van binnenkomst op de afdeling op 8 juli 2014 was klager genoodzaakt om zelf zijn eigen maaltijden te financieren.
Hij heeft verzocht om de schade vast te stellen op € 2.266,=, zijnde het dagelijks persoonlijk voedingsbudget van € 5,50 maal het verblijf van 412 dagen op de afdeling.
De beklagcommissie heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen omdat klager daarvoor te laat bij de beklagcommissie zou hebben geklaagd. Klager heeft aangegeven dat hij zeven à acht maal een maandcommissaris heeft gezien die zijn klacht zou
doorsturen. Anderhalf jaar later is zijn klacht eindelijk behandeld. In de weken na binnenkomst op de afdeling Beekvliet is hij gezien door de maandcommissaris bij wie klager het beklag op schrift heeft ingediend en die het beklag zou doorsturen.
Enkele
weken later heeft klager de maandcommissaris gevraagd naar de stand van zaken die hem meedeelde dat bij uitblijven van een reactie hij zich nogmaals moest richten tot de maandcommissaris. Maanden later bleek het klaagschrift niet terug te vinden waarna
klager zijn klacht nogmaals schriftelijk heeft ingediend. Dit heeft zich een aantal keren herhaald. Telkens was het ingediende beklag onvindbaar. Klager heeft zich opgewonden en geklaagd over de lange duur van de procedure. Verzocht wordt onderzoek te
doen naar het indienen van de zoekgeraakte klachten, het beroep gegrond te verklaren en aan klager een schadevergoeding van
€ 2.266,= althans een door de beroepscommissie in goede justitie te bepalen geldelijke schadevergoeding toe te kennen.

Namens het hoofd van de inrichting heeft ten aanzien van de tegemoetkoming het volgende aangevoerd.
Het argument van de beklagcommissie dat klager te laat heeft geklaagd om aanspraak te maken op vergoeding van het voedingsbudget snijdt geen hout. Indien de beklagcommissie oordeelt dat een klager te laat is met zijn beklag is hij niet-ontvankelijk in
het beklag en wordt niet geoordeeld dat het beklag inhoudelijk gegrond is maar dat het te laat is voor een compensatie. Het systeem van de wet maakt mogelijk dat er een compensatie wordt toegekend indien de gevolgen niet meer ongedaan zijn te maken. De
wet spreekt niet over de mogelijkheid tot een schadevergoeding.
Sinds 23 augustus 2015 verblijft klager op de afdeling Sterreschans waar hij voedingsgeld krijgt.

3. De beoordeling
Nu de directeur geen beroep heeft ingesteld tegen de gegrondverklaring van het beklag en voor klager tegen de gegrondverklaring van zijn beklag geen beroep openstaat, is de gegrondverklaring van het beklag - wat ook zij van de juistheid van dit oordeel
- in dit beroep verder niet aan de orde.

De beklagcommissie heeft, afgezien van de gegrondverklaring van het beklag, de inrichting opgedragen in overleg met klager te treden over de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan het noodzakelijke voedingspatroon van klager. Deze opdracht is in
het onderhavige beroep evenmin aan de orde.

Naar het oordeel van de beklagcommissie is klager, die - onbestreden - aan de ziekte van Crohn lijdt, ten onrechte een persoonlijk voedingsbudget onthouden. Klager heeft beklag ingediend op 17 augustus 2015. In dit beklagformulier is door klager niet
aangegeven dat hij veel eerder zou hebben getracht om beklag in te dienen. Klager heeft pas op een later moment aangevoerd dat hij eerder beklag wilde instellen.

De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. In geval er sprake is van schade en indien deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij
de
bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In het onderhavige geval is de omvang van de schade naar het oordeel van de beroepscommissie eenvoudig vast te stellen. Door klager is gesteld en door de beklagcommissie juist bevonden, dat hem ten
onrechte
geen voedingsbudget is verstrekt. Door klager is gesteld dat dit voedingsbudget € 5,50 per dag bedroeg. Dit is niet expliciet door het hoofd van de inrichting betwist. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

Gelet op de datum waarop klager beklag heeft ingediend, te weten 17 augustus 2015, rekening houdend met de beklagtermijn van zeven dagen als vermeld in artikel 58, zevende lid, van de Bvt en de datum dat hij is overgeplaatst, te weten 23 augustus 2015,
naar de afdeling Sterreschans waar hem wel voedingsbudget wordt verstrekt, zal de beroepscommissie klager een tegemoetkoming toekennen voor dertien dagen maal € 5,50 is € 71,50.
De beroepscommissie attendeert de Commissie van Toezicht erop dat de maandcommissaris zodanig dient op te treden dat de tijdigheid van de keuze van de terbeschikkinggestelde - al dan niet in beklag gaan - wordt gewaarborgd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 71,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
mr. R.M. Maanicus en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert,
secretaris, op 22 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven