Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4184/GA, 21 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4184/GA

betreft: [klager] datum: 21 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 december 2015 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam, voor zover daarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie De Schie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
Klager heeft zich beklaagd over de beslissing van 4 september 2015 tot terugplaatsing naar het basisprogramma (degradatie). De beklagcommissie heeft deze klacht gegrond verklaard. Aan klager is geen tegemoetkoming toegekend.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Uit een bijlage bij de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden volgt dat een incidentele terugval in middelengebruik dient te
worden aangemerkt als ‘oranje gedrag’. Nu uit de stukken niet blijkt dat klager eerder verboden middelen heeft gebruikt, is het standpunt van de directeur en de beklagcommissie dat klager ‘rood gedrag’ heeft vertoond niet juist. De beklagcommissie had
het beklag ook materieel gegrond moeten verklaren.

De directeur heeft zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen (vgl. RSJ 16 maart 2015, 14/3222/GA). Het beroep zal gegrond worden verklaard. Zij zal bepalen dat aan klager een tegemoetkoming
toekomt
van € 30,= (zes weken x € 5,=).

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 21 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven