Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4316/GA, 18 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4316/GA

betreft: [klager] datum: 18 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Ikiz, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 december 2015 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 maart 2016, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Vught.
Klagers raadsman mr. S. Ikiz heeft op 10 maart 2016 schriftelijk laten weten dat hij en klager niet ter zitting zullen verschijnen.
Van klagers raadsman is op 15 maart 2016 een e-mailbericht ontvangen. Een kopie hiervan is aan de directeur toegezonden.
Van de directeur is op 17 en 29 maart 2016 een e-mailbericht ontvangen. Een kopie hiervan is aan klager alsmede zijn raadsman toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de definitieve beslissing van de directeur van 24 december 2015, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder:
a-dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het psychiatrisch beeld dat op klager van toepassing zou zijn is onvoldoende gemotiveerd en niet onderbouwd met medische stukken. Niet is gebleken dat sprake is van een gevaar
dat toepassing van dwangbehandeling noodzakelijk maakt. Uit de bestreden beslissing blijkt niet, althans onvoldoende, welke minder bezwarende alternatieven zijn toegepast. Ook blijkt niet of een multidisciplinair overleg heeft plaatsgevonden als
bedoeld
in artikel 22, tweede en derde lid, van de Penitentiaire maatregel. Niet blijkt waarom klager een a-dwangbehandeling dient te ondergaan voor de duur van drie maanden noch dat het gevaar dat de stoornis doet veroorzaken zonder a-dwangbehandeling niet
binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Niet is gemotiveerd waarom er een gevaar voor anderen zou zijn zonder toepassing van a-dwangbehandeling. Op 11 december 2015 is namens klager een verzoek tot overplaatsing ingediend. Op 15 januari
2016
heeft een inhoudelijke behandeling van klagers strafzaak bij de politierechter plaatsgevonden, waarbij de voorlopige hechtenis is opgeheven. Een voortijdige beëindiging van de a-dwangbehandeling is niet verantwoord, aangezien er ernstige
gezondheidsrisico’s kunnen optreden. Volstaan had moeten worden met een minder verstrekkende vorm van behandeling, voor zover een (gedwongen) behandeling noodzakelijk mocht zijn.
Klagers raadsman heeft op 15 maart 2016 schriftelijk bericht dat klager toestemming geeft voor het verstrekken van een uittreksel van het behandelplan door de directeur aan de beroepscommissie.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur heeft het voornemen tot toepassing van a-dwangbehandeling kenbaar gemaakt aan klager, zijn raadsman en de voorzitter van de commissie van toezicht.
Doorgaans na een week wordt de definitieve beslissing genomen, waarna drie dagen wordt gewacht tot de daadwerkelijke tenuitvoerlegging. Het advies van de behandelend psychiater en de onafhankelijke psychiater beschrijven het psychiatrisch beeld van
klager. Medische stukken worden niet overgelegd, aangezien dit slechts is toegestaan met toestemming van klager. Er zijn minder bezwarende middelen aangewend. Klager is langdurig in een afzonderingscel geplaatst en hij heeft dagelijks gesprekken
gevoerd
met een psycholoog dan wel een psychiater. Zij hebben geprobeerd klager te motiveren om medicatie in te nemen, hetgeen hij heeft geweigerd. De behandelend psychiater heeft aangegeven dat de toepassing van a- dwangbehandeling voor de duur van drie
maanden noodzakelijk is. Als blijkt dat klager zijn medicatie vrijwillig inneemt, wordt de a-dwangbehandeling stopgezet. In het multidisciplinair overleg is beoordeeld of toepassing van a-dwangbehandeling verantwoord is. Daarbij zijn geen
contra-indicaties naar voren gekomen. Dat klager een verzoek tot overplaatsing heeft ingediend, is niet relevant.
Desgevraagd heeft de directeur ter zitting aangegeven dat er wel een behandelplan is, maar dat hij van klager toestemming nodig heeft om het behandelplan aan de beroepscommissie te overleggen. Na binnenkomst van een gedetineerde wordt binnen zes weken
een behandelplan opgesteld dat na een gesprek met de gedetineerde wordt ondertekend. Als wordt beslist tot toepassing van a-dwangbehandeling, dan wordt dit in het behandelplan aangepast. Klager is na zijn invrijheidsstelling geplaatst in een
verslavingskliniek. De directeur weet niet of de a-dwangbehandeling effect heeft gehad. Geprobeerd wordt altijd om het depot af te stemmen op het natraject.
Namens de directeur is op 17 maart 2016 schriftelijk bericht dat de toestemming van klager via zijn raadsman onvoldoende is voor het verstrekken van een uittreksel van het behandelplan. Een uittreksel wordt enkel overgelegd als klager – die op 15
januari 2016 in vrijheid is gesteld – daartoe persoonlijk een toestemmingsverklaring ondertekent.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 46c, aanhef en onder a, van de Pbw in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan a-dwangbehandeling alleen plaatsvinden als hierin is voorzien in het behandelplan.

Klagers raadsman stelt dat klager toestemming geeft voor het verstrekken van een uittreksel van het behandelplan door de directeur aan de beroepscommissie. De directeur acht dit onvoldoende en stelt dat een uittreksel van het behandelplan enkel wordt
overgelegd als klager – die op 15 januari 2016 in vrijheid is gesteld – daartoe een toestemmingsverklaring ondertekent.

Nu de directeur geen (uittreksel van het) behandelplan heeft overgelegd en in de overige stukken niet staat dat in klagers behandelplan is voorzien in de mogelijkheid om, indien noodzakelijk, ten aanzien van klager a-dwangbehandeling (met medicatie)
toe
te passen, kan niet worden vastgesteld dat de bestreden beslissing tot toepassing van
a-dwangbehandeling haar grondslag vindt in het behandelplan. Daardoor staat niet vast dat de bestreden beslissing voldoet aan de wet, meer in het bijzonder aan de dwingende bepalingen van artikel 46c, aanhef en onder a, van de Pbw in verbinding met
artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en stelt deze vast op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Plaisier, MSc, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 18 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven