nummer: 02/2430/GV
betreft: [klager] datum: 20 december 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 15 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 november 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Een openstaande zaak kan alleen dan van invloed zijn op het verloop van de huidige detentie als in die zaak voorlopige hechtenis is gevraagd. Bij uitspraak van 22 augustus 2002 is klager in de openstaande zaak vrijgesproken.
Daarbij zal het hoger beroep pas na de vi-datum dienen. Een eventueel op te leggen straf zal zeker niet samenvallen met de huidige detentie.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit informatie is gebleken dat de officier van justitie op 12 september 2002 hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat de oorspronkelijke ontslagdatum komt te verschuiven.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Esserheem heeft, gelet op klagers functioneren binnen de inrichting, positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Arnhem heeft enkel aangegeven hoger beroep te hebben ingesteld.
De politie Zuid-Holland-Zuid heeft aangegeven de beoordeling van het al dan niet verlenen van verlof bij de directie van de inrichting te leggen.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Aansluitend dient hij eventueel 56 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften teondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 juni 2003.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Een (negatieve) voorwaarde om voor verlof in aanmerking te komen is te vinden in artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling). Blijkens de toelichtingop dit artikel mag een gedetineerde, om in aanmerking te kunnen komen voor algemeen verlof, niet verwikkeld zijn in gerechtelijke procedures op grond waarvan de oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven. In hetonderhavige geval is klager in eerste instantie vrijgesproken en is het tegen die uitspraak door de officier van justitie ingestelde hoger beroep nog niet behandeld. Onder deze omstandigheden staat het de Minister niet vrij omklager gelet op de lopende strafzaak niet in aanmerking te laten komen voor verlening van verlof. Nu niet is gebleken of voldoende aannemelijk geworden dat zich een van de contra-indicaties als bedoeld in artikel 4 van de Regelingvoordoet, dient klager naar het oordeel van de beroepscommissie in aanmerking te komen voor verlof. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet mitsdien bij afweging van allein aanmerking komende belangen in onderling verband en samenhang bezien als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee wekeneen nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 december 2002
secretaris voorzitter