Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0128/GB, 11 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/128/GB

Betreft: [klager] datum: 11 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W. Dirkzwager, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 januari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 14 september 2015 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het huis van bewaring van de locatie Ooyerhoek Zutphen. Op 27 november 2015 is hij geplaatst in het PPC van de p.i. Zwolle. Op 27 januari 2016 is hij vanuit het PPC
overgeplaatst naar het (reguliere) h.v.b. van de p.i. Zwolle.

3. De standpunten
3.1 Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de beslissing van de selectiefunctionaris hem te plaatsen in een PPC. Klager wil graag door de beroepscommissie worden gehoord in het kader van dit beroep. De informatie van de directeur van de locatie Ooyerhoek
Zutphen, op grond waarvan is besloten tot klagers plaatsing in het PPC is volgens klager te summier en voldoet niet aan de eisen die voor een dergelijke beslissing noodzakelijk zijn. De beslissing om klager daar te plaatsen is dan ook onzorgvuldig
genomen. Klager verzoekt de beroepscommissie te bepalen dat er, naast de gegrondverklaring van het beroep, aan hem een financiële tegemoetkoming wordt toegekend.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in de locatie Ooyerhoek Zutphen geselecteerd voor plaatsing in een PPC. Reden was gelegen in klagers gedrag, dat als extreem werd omschreven. Hij wees ieder contact met de zorgverleners af en durfde zijn cel niet meer uit omdat hij, naar hij
meldde, bedreigd werd. Klager wilde niet gecontroleerd worden. Omdat de gedragsdeskundige dit een zorgelijke omstandigheid vond is besloten klager voor te stellen voor plaatsing in een PPC om te onderzoeken of behandeling noodzakelijk was. Inmiddels is
de PPC-indicatie per 22 januari 2016 opgeheven en is klager per 27 januari 2016 geplaatst in het h.v.b. van de p.i. Zwolle. Klager functioneerde inmiddels stabiel en was vertrouwen dat klager in een reguliere detentie-omgeving kan functioneren Het
beroep zou daarom ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1 Klager heeft verzocht om te worden gehoord door de beroepscommissie in het kader van de behandeling van het hier aan de orde zijnde beroep. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om thans op het beroep te kunnen beslissen en zal dat
verzoek daarom afwijzen.

4.2 Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van zijn veroordeling in eerste aanleg, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.3 Een preventief gehechte die nog niet in eerste aanleg is veroordeeld, dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime
kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of
beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.4 In klagers geval waren er, blijkens het selectieadvies van de directeur van de locatie Ooyerhoek Zwolle en de indicatiestelling ten aanzien van verzoeker voor plaatsing in een PPC (met kenmerk HND 144317), voldoende aanwijzingen om een
PPC-plaatsing te kunnen rechtvaardigen. Derhalve was de beslissing klager vooralsnog over te plaatsen naar het PPC te Zwolle, een inrichting met een individueel regime, niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.

4.5 Nu het beroep ongegrond zal worden verklaard is er geen aanleiding voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek van klager om een mondelinge behandeling van het beroep af en verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven