Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3130/GA, 19 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3130/GA

betreft: [klager] datum: 19 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Polman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 september 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2015, gehouden in de p.i. Almelo, is gehoord [...], hoofd algemene zaken bij de p.i. Almere.
Klagers raadsman heeft op 30 november 2015 schriftelijk laten weten dat hij niet ter zitting zal verschijnen.
In verband met veiligheidseisen rondom het vervoer van klager (zogenaamd BOT-vervoer) kon klager niet naar de zitting worden vervoerd. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat met een reactietermijn naar klager en zijn raadsman is
gestuurd. Van klager is op 11 januari 2016 een reactie ontvangen. Deze is naar de directeur gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de verlenging per 11 augustus 2015 van de toepassing van toezichtmaatregelen met betrekking tot bezoek en de luchtmomenten in verband met klagers plaatsing op de lijst GVM.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de achtste verlenging van de hem opgelegde maatregelen. Het beklag is gericht tegen de weigering om op reguliere wijze
bezoek
en bezoek zonder toezicht (BZT) te krijgen en de weigering dat klager op reguliere wijze gebruik mag maken van de luchtmomenten. De gestelde vluchtgevaarlijkheid is gebaseerd op een (geweldloze) ontsnapping uit een openbaar ziekenhuis in 2004.
Verzwegen
wordt echter dat klager zich voor die detentie zelf tot tweemaal toe heeft gemeld. Wegens de opgelegde maatregelen heeft klager zijn dochter al negen jaar niet gezien en zijn zoon zelfs nog nooit. Klagers dochter durft alleen op bezoek te komen samen
met haar moeder. Dat behoort gepaard te gaan met privacy. Als hij mocht kiezen zou klager liever af en toe aan een afranseling worden onderworpen, zoals tijdens zijn detentie in Marokko, met als tegenprestatie dat hij op normale wijze bezoek mag
ontvangen.
De maatregel om klager niet op reguliere wijze in de buitenlucht te laten luchten is niet door het GRIP geadviseerd maar door de directeur toegevoegd aan de geadviseerde maatregelen. Deze maatregel zou wenselijk zijn vanwege de gebouwelijke situatie
van
de p.i. Almere, maar de directeur heeft niet toegelicht waarom regulier luchten voor klager niet mogelijk is. Uit eerder gevoerde beklagprocedures is gebleken dat de reden is gelegen in de ligging van de luchtplaats aan de openbare weg. De maatregel
kan
niet worden opgelegd zonder sluitende motivering over de noodzaak ervan. Uit de motivering blijkt niet waarom deze maatregel als aanvulling dient te gelden op de reeds geadviseerde maatregelen. Bij de overplaatsing van klager in 2014 is zorgvuldig
beoordeeld naar welke inrichting klager moest worden overgeplaatst, waarbij alle factoren zijn meegewogen. De wijze waarop de directeur klager op dit moment laat luchten is in strijd met artikel 27, eerste lid, van de European Prison Rules en met
artikel 49, derde lid, van de Pbw. Voorts is onduidelijk waarom minder ingrijpende maatregelen niet zijn overwogen, zoals het luchten op luchtplaatsen die niet aan de openbare weg liggen of luchten onder beveiliging.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Volgens de GRIP-informatie is er nog steeds sprake van vluchtgevaar en mogelijk liquidatiegevaar. Gelet op het GRIP-advies van 1 juli 2015 heeft de
directeur besloten om alleen individueel bezoek onder toezicht toe te staan. Rekening houdend met klagers positie en zijn goede gedrag heeft de directeur wel toegestaan dat klager zijn dochter eenmalig zonder toezicht kan ontvangen. Het reguliere
luchten is niet mogelijk vanwege de gebouwelijke situatie van de inrichting. Klager is extreem vluchtgevaarlijk. Klager is onder meer vanwege reistijden voor zijn zittingen in de p.i. Almere geplaatst. De p.i. Almere krijgt per 1 januari 2016 een ander
regime. Dit betekent dat klager wordt overgeplaatst. Hij heeft verzocht om overplaatsing naar Krimpen aan den IJssel. In de huidige situatie lucht klager in een gemoderniseerde luchtkooi.

3. De beoordeling
Klager is op 3 december 2014 overgeplaatst vanuit de p.i. Leeuwarden naar de p.i. Almere. Klager heeft een hoog risicoprofiel, hetgeen op grond van het beleid gedetineerden met vlucht- of maatschappelijk risico (circulaire van de Minister van Justitie
van 13 oktober 2010 met nr 5645409/10) inhoudt, dat op klager in beginsel enkele specifieke in de circulaire benoemde toezichtmaatregelen toegepast dienen te worden. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient de directeur voorafgaande
aan zijn beslissing tot het opleggen van de toezichtmaatregelen een eigen belangenafweging te maken.

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf voor betrokkenheid bij meerdere liquidaties. Klager wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie. Het hoger beroep in de strafzaak loopt nog.
In de GRIP-rapportages van 2 juli 2013 en 1 juli 2015 wordt een nadere toelichting gegeven op de strafzaak. In beide rapportages wordt geconcludeerd dat klager een vluchtgevaarlijke gedetineerde is die in staat is om hulp van buitenaf te organiseren.
Klager beschikt over een groot netwerk van contacten en kan beschikken over grote hoeveelheden geld. In maart 2015 zou klager een bankrekening hebben geopend om vanuit Spanje geld te laten overmaken, ongeveer 260.000 euro.

De beroepscommissie is van oordeel dat de genoemde informatie voldoende grond vormt voor het opleggen van de toezichtmaatregelen met betrekking tot bezoek. De directeur heeft daarbij een eigen belangenafweging gemaakt, door het klager gelet op zijn
positieve gedrag toe te staan zijn dochter zonder toezicht te ontmoeten.

Met betrekking tot de toezichtmaatregelen in verband met de luchtmomenten verwijst de beroepscommissie naar haar eerdere uitspraak van 7 december 2015 (kenmerk 15/2880/GA). Daarin heeft zij overwogen dat de huidige situatie op gespannen voet begint te
staan met het beginsel van minimale beperkingen zoals neergelegd in artikel 2, vierde lid, van de Pbw en het bepaalde in artikel 3 EVRM dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of
bestraffingen. Tevens heeft de beroepscommissie aangegeven dat van de directeur wordt verwacht dat bij (een) volgende beslissing(en) tot verlenging van de toezichtmaatregelen alternatieven worden overwogen. Nu de verlengingsbeslissing waartegen het
beklag is gericht dateert van
11 augustus 2015, kon de directeur bij het nemen van deze beslissing de uitspraak van de beroepscommissie nog niet in acht nemen. Gelet daarop en op de toekomstige ontwikkelingen, namelijk overplaatsing van klager vanwege het veranderende regime van de
p.i. Almere, kan de beslissing de toets van de redelijkheid en billijkheid nog doorstaan. De beroepscommissie gaat er daarbij vanuit dat de huidige situatie na overplaatsing van klager in de nieuwe inrichting wordt doorbroken. Het beroep zal ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 19 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven