Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3053/TA en 15/3077/TA, 5 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3053/TA en 15/3077/TA

betreft: [klager] datum: 5 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

en van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 september 2015 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman, mr. J.A.P.F. Hoens, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker
bij voormelde inrichting.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft:
a. de beslissing van 8 april 2015 tot oplegging van afzondering (Me 2015-125);
b. de beslissing van 8 april 2015 tot oplegging van een postmaatregel (Me 2015-129);
c. de beslissing van 8 april 2015 tot oplegging van een belmaatregel (Me 2015-130);
d. de beslissing van 6 mei 2015 tot oplegging van een postmaatregel (Me 2015-164);
e. de beslissing van 4 juni 2015 tot oplegging van een postmaatregel (Me 2015-195);
f. de beslissing van 4 juni 2015 tot oplegging van een belmaatregel (Me 2015-196);
g. geen fruit (Me 2015-258);
h. geen sporten/zwemmen (Me 2015-259);
i. geen (seks)daten (Me 2015-260);
j. geen geld (Me 2015-261);
k. geen verlof (Me 2015-262);
l. geen internet (Me 2015-263);
m. geen bibliotheek (Me 2015-264);
n. geen winkel (Me 2015-265).

De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a. gegrond verklaard (onder toekenning van een tegemoetkoming van € 112,=), het beklag als vermeld onder b. formeel gegrond, maar inhoudelijk ongegrond verklaard, het beklag als vermeld onder c, d,
e. en j. ongegrond verklaard en klager in zijn beklag als vermeld onder f., g., h., i., k., l., m. en n. niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

Volledigheidshalve wordt vermeld dat het hoofd van de inrichting het beroep gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag met kenmerk Me-2015-205 (betreffende de beslissing van 27 mei 2015 tot oplegging van afdelingsarrest) heeft ingetrokken en dat
geen beroep is ingesteld tegen de gegrondverklaring van het beklag met kenmerk
Me-2015-126 (betreffende de omstandigheid dat klager op 8 april 2015 niet heeft kunnen luchten).

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is het door het hoofd van de inrichting ingestelde beroep, gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag onder a, als volgt toegelicht. In de klinieken waarin klager eerder heeft verbleven is geconstateerd dat
klager zeer beperkt in staat is de aanwezigheid van meerdere personen te verdragen. Gevoelens van spanning en frustratie hebben er in het verleden regelmatig toe geleid dat klager problematisch, soms agressief, gedrag vertoonde (waaronder
vernielzuchtig
gedrag). Dit heeft erin geresulteerd dat klager in de vorige inrichtingen waarin hij heeft verbleven met regelmaat afgezonderd of gesepareerd is geweest. Op 20 februari 2015 heeft klager in FPC Veldzicht een sociotherapeut in de gracht gegooid. Na dit
incident werd klager vanwege zijn instabiele toestandsbeeld afgezonderd, afgewisseld met separaties. Een overplaatsing is een spanningsvolle aangelegenheid. Vanuit FPC Veldzicht kwam het bericht dat klager voorafgaande aan zijn overplaatsing gespannen
was. Gezien klagers gedrag tijdens de laatste periode van zijn verblijf in Veldzicht en zijn voorgeschiedenis, was de inschatting van de inrichting dat er een reëel risico bestond op incidenten, ook al kwam klager tijdens het opnamegesprek rustig over.
Om die reden is, na overleg met zijn behandelaar uit FPC Veldzicht, besloten klager direct na binnenkomst in de Van Mesdag af te zonderen op unit Eems 1, een crisisunit. Vanuit de afzonderingssituatie is geprobeerd de prikkels geleidelijk op te bouwen
en zijn vrijheden langzaam uit te breiden. De beginperiode verliep evenwel moeizaam; klager vertoonde sociaal onaanvaardbaar gedrag (onder meer vernielzuchtig gedrag, seksueel grensoverschrijdend gedrag en het gebruik van kwetsend en racistisch
taalgebruik) bij het ervaren van gevoelens van spanning en onveiligheid. Al snel is klager overgeplaatst naar een unit waarop maximaal vier patiënten verblijven, omdat de medepatiënten op de crisisunit waarop klager eerst verbleef niet om konden gaan
met klagers gedrag. Langzaamaan verbeterde de situatie. Op 29 april 2015 is de afzondering beëindigd. Wel bleef het daarna nodig om klager intensief te begeleiden.

Namens het hoofd van de inrichting is als volgt op het beroep van klager, inzake de klachten als vermeld onder b. tot en met n., gereageerd.
Ten aanzien van het beklag onder b., d. en e: in FPC Veldzicht werd klager al langere tijd onderworpen aan een postmaatregel, inhoudende dat op de inhoud van uitgaande en inkomende post toezicht werd uitgeoefend. De maatregel was onder meer opgelegd
omdat klager kwetsende en/of bedreigende brieven verstuurde, brieven stuurde naar nationaal socialistische organisaties met het verzoek om informatie en veelvuldig WOB-verzoeken indiende. Na zijn overplaatsing is besloten deze postmaatregel te
handhaven, omdat de situatie niet was veranderd. In de Van Mesdag zijn geregeld brieven en bijlagen die hij ter verzending heeft aangeboden, vanwege de aanstootgevende inhoud, geweigerd te verzenden. De maatregel wordt op dezelfde wijze uitgevoerd als
in FPC Veldzicht.
Ten aanzien van het beklag onder c. en f: ook werd klager in FPC Veldzicht onderworpen aan een belmaatregel, inhoudende dat toezicht wordt uitgeoefend op door klager gevoerde telefoongesprekken. De maatregel was opgelegd omdat klager telefonisch
bestellingen deed (zoals een waterbed en elektrische fiets) op namen van personeelsleden en aanstootgevende informatie opvroeg bij organisaties. Ook deze maatregel is gehandhaafd, omdat de situatie niet was veranderd.

Namens klager is het door hem ingestelde beroep als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder b, d, en e: in FPC Veldzicht waren er goede afspraken over de verzending van poststukken; klager leverde post die hij wilde verzenden in open enveloppen aan bij een sociotherapeut en die sociotherapeut bekeek dan samen
met klager of de post kon worden verzonden. Post die niet mocht worden verzonden, kreeg klager weer terug. Niet valt in te zien waarom de Van Mesdag deze afspraken niet heeft overgenomen, maar een postmaatregel heeft opgelegd. Het is van belang om met
klager in gesprek te gaan en hem te blijven betrekken bij zijn behandeling. Overigens wordt niet betwist dat geen toezicht is uitgeoefend op post aan of van geprivilegieerde personen.
Ten aanzien van het beklag onder c. en f: niet valt in te zien waarom de maatregel onverkort is overgenomen en waarom niet met een schone lei is begonnen.

Namens klager is als volgt op het door het hoofd van de inrichting ingestelde beroep gereageerd. Om spanningen te voorkomen is klager pas op het allerlaatste moment op de hoogte gesteld van zijn overplaatsing; hij wist dat hij op enig moment zou worden
overgeplaatst, maar het tijdstip was onbekend. De inrichting heeft meteen na binnenkomst van klager naar het zwaarste middel gegrepen. In het geheel is niet gekeken naar klagers toestand en functioneren op het moment van binnenkomst. Er is enkel
gekeken
naar klagers voorgeschiedenis. Klager vindt zichzelf niet gevaarlijk voor anderen. De inrichting had maatwerk moeten leveren gelet op de bijzondere situatie van klager. Klager heeft een ‘stempel’ en daar wil hij vanaf. De beklagcommissie heeft een
verstandige beslissing genomen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep van het hoofd van de inrichting, gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag als vermeld onder a., overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van
de beklagcommissie. De beroepscommissie zal het beroep van het hoofd van de inrichting derhalve ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt bevestigen.

Ten aanzien van het beroep van klager overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie stelt voorop dat in het beroepschrift, ingediend door klagers raadsman, is vermeld dat het beroep geen betrekking heeft op de klachten die door de
beklagcommissie gegrond zijn verklaard (dus: Me 2015-125, Me 2015-126 en Me 2015-205). Uit het beroepschrift maakt de beroepscommissie op dat het beroep wel is gericht tegen de overige beslissingen van de beklagcommissie. Het beroep van klager heeft
dus
betrekking op de beslissingen van de beklagcommissie gegeven op de klachten zoals hierboven vermeld onder b. tot en met n.

In het beroepschrift is enkel het beroep dat betrekking heeft op de klachten die door de beklagcommissie ongegrond zijn verklaard – dus: de klachten als vermeld onder b., c., d., e. en j. – van gronden voorzien. Het beroep dat betrekking heeft op de
klachten waarin klager door de beklagcommissie niet-ontvankelijk is verklaard – dus: de klachten als vermeld onder f., g., h., i., k., l., m. en n. – is niet van gronden voorzien. Daarmee voldoet het laatstgenoemde gedeelte van het beroepschrift niet
aan de eis als gesteld in artikel 67, eerste lid, van de Bvt, waarin is bepaald dat het beroepschrift met redenen omkleed dient te zijn. Gelet hierop zal de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep inzake de klachten als
vermeld onder f., g., h., i., k., l., m. en n.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b., c., d. en e. overweegt de beroepscommissie het volgende. Gelet op de – niet door of namens klager betwiste – omstandigheden die de inrichting ter zitting naar voren heeft gebracht en
die
staan vermeld in de mededelingen van de bestreden maatregelen, is de beroepscommissie evenals de beklagcommissie van oordeel dat het hoofd van de inrichting in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot oplegging en verlenging van de postmaatregel (als
bedoeld in artikel 35, derde lid, van de Bvt) alsmede tot oplegging van de belmaatregel (als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Bvt), waarbij wordt opgemerkt dat klager – in tegenstelling tot wat zijn raadsman heeft aangevoerd – in FPC Veldzicht
aan dezelfde soort maatregelen werd onderworpen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie
zal worden bevestigd.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder j. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting, gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag als vermeld onder a., ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager, gericht tegen de ongegrondverklaring van de klachten als vermeld onder b., c., d., e. en j., ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep inzake de klachten als vermeld onder f., g., h., i., k., l., m. en n.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 5 februari 2016.
secretaris voorzitter

Naar boven