Nummer: 16/78/GB
Betreft: [Klager] datum: 21 maart 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. C.T.W. van Dijk, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 januari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Almere ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 14 januari 2014 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein. Op 27 januari 2015 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie Zwolle Zuid 1. Op 4 januari 2016 is hij overgeplaatst naar
het h.v.b. van de p.i. Almere.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het bestreden besluit berust op een onjuiste en valse voorstelling van zaken. Klager meent te zijn overgeplaatst omdat hij veel klachten heeft ingediend bij de beklagcommissie. De klachten die hij heeft ingediend kwamen echter voort uit de
ontevredenheid die klager bij zijn medegedetineerden constateerde. Van een disbalans tussen klager en andere gedetineerden is derhalve geen sprake. Klager loopt in de p.i. Almere een veiligheidsrisico, nu een medegedetineerde weet wie hij is en van
welk
delict hij wordt verdacht. Deze medegedetineerde is dientengevolge vijandig tegen klager. Bovendien is klager op de hoogte van de naam van een van de bewaarders van de p.i. Almere. Klager wenst te worden overgeplaatst naar de p.i. Nieuwegein, nu de
p.i.
Nieuwegein zich dichtbij het kantoor van klagers raadsman bevindt.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Tijdens klagers verblijf op de Extra Zorg Voorziening (EZV) van de locatie Zwolle Zuid 1 is er een disbalans ontstaan tussen klager, het afdelingspersoneel en zijn medegedetineerden. Klager klaagde tijdens zijn verblijf over allerlei justitiële regels
die niet werden nageleefd door het personeel. Hierdoor is een ontwrichtend karakter ontstaan waarbij kwetsbare medegedetineerden negatief beïnvloed werden door klager en daardoor instabieler functioneerden.
Overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein is geen optie. Klager werd vanuit daar, in verband met zijn eigen veiligheid, al eerder overgeplaatst naar de locatie Zwolle Zuid 1. In de p.i. Nieuwegein verblijven nog steeds gedetineerden die bekend zijn met
klager en het gepleegde feit waarvan hij wordt verdacht, waardoor er bij plaatsing aldaar opnieuw sprake zal zijn van een veiligheidsrisico. Navraag leert dat het personeel op de EZV van de p.i. Almere klager goed in de gaten houdt en dat er zich
vooralsnog geen problemen hebben voorgedaan met andere gedetineerden. Er zijn, naast het feit dat de advocaat van klager kantoor houdt in Nieuwegein, geen gronden bekend waarom klager een voorkeur heeft voor de p.i. Nieuwegein.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Op 25 januari 2015 heeft klager, die in de p.i. Nieuwegein verbleef, verzocht te worden overgeplaatst naar de locatie Zwolle Zuid 1, omdat er naar aanleiding van een televisieprogramma veiligheidsrisico’s zouden zijn ontstaan voor klager.
4.3. Uit het selectieadvies van 29 december 2015 van de directeur van de locatie Zwolle Zuid 1 volgt dat klager op de EZV ontwrichtend gedrag vertoonde en een negatieve houding had jegens justitie en het afdelingspersoneel. Het afdelingshoofd van de
EZV rapporteerde dat klager niets aan wilde nemen van justitie en dat hij de integriteit van het personeel in twijfel trok. Hij wenste niet te communiceren met het personeel omdat hij het personeel niet vertrouwde. Voorts had het vaak indienen van
klachten door klager, welke bijna allemaal niet ontvankelijk werden verklaard, een ontwrichtende werking op de afdeling. Nu is gebleken dat in de p.i. Nieuwegein nog steeds gedetineerden verblijven die ten tijde van klagers eerdere verblijf ook aldaar
verbleven en naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk is geworden dat klager niet langer in de locatie Zwolle Zuid 1 kon verblijven, kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat niet gebleken is dat klager een veiligheidsrisico loopt in de p.i. Almere. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van de Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 21 maart 2016
secretaris voorzitter