Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3838/GA, 15 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3838/GA

betreft: [klager] datum: 15 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 november 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht, betreffende het dagprogramma van het basisprogramma dat niet aan de eisen voldoet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Dordrecht in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman mr. J. van Beest om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Klagers klacht heeft betrekking op het dagprogramma dat hem in het basisprogramma is aangeboden. Met verwijzing naar eerdere jurisprudentie, waaronder RSJ 16 juli 2015, 15/0642/GA, overweegt de beroepscommissie als volgt. De klacht ziet op een algemene
voor alle in het basisprogramma verblijvende gedetineerde geldende regel. Tegen een algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Derhalve dient de beroepscommissie na te gaan of sprake
is van strijd met wet- of regelgeving van hogere orde. Uit het door klager ingediende klaagschrift volgt dat hij verblijft op afdeling H. Deze afdeling is blijkens de bestemmingsaanwijzing van 18 maart 2014 aangewezen als een inrichting met een regime
van beperkte gemeenschap. Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt aan gedetineerden die verblijven in een regime van beperkte gemeenschap tussen de 18 en 63 uren per week aan activiteiten en bezoek aangeboden. Voor wat
betreft het regime van beperkte gemeenschap zijn in de Pm enkel eisen gesteld ten aanzien van de duur van het activiteitenprogramma en niet ten aanzien van de duur van het dagprogramma. In een regime van beperkte gemeenschap valt het
activiteitenprogramma veelal samen met het dagprogramma. Klager klaagt erover dat het dagprogramma slechts 38 uren bedraagt. De beroepscommissie is van oordeel dat het dagprogramma in het basisprogramma daarmee ruimschoots aan de in artikel 3, derde
lid, van de Pm neergelegde norm voldoet. Het aan klager aangeboden dagprogramma is niet in strijd met hogere wet- of regelgeving. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 15 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven