Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3972/GB, 29 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3972/GB

Betreft: [Klager] datum: 29 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 november 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) in het kader van een
zogenaamd stapeltraject ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 14 december 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen. De einddatum van klagers detentie is gesteld op 7 december 2016.

3. De standpunten en adviezen
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is gegrond op het selectieadvies van de directeur van de locatie Hoogvliet te Rotterdam van 30 oktober 2015 terwijl de directeur positief adviseert ten aanzien van plaatsing in een z.b.b.i. Ook de reclassering is positief ten
aanzien van detentiefasering van klager. Klager stelt een nieuw verlofadres te hebben gevonden waar de reclassering zich positief over heeft geuit maar waar de politie nog een advies over moet geven. De bewering dat klager zijn mededader zou willen
ombrengen is onjuist, klager heeft dit nooit gezegd en is dit zeker niet van plan. De politie gebruikt deze bewering om klager niet te laten faseren. Bovendien bevindt klagers mededader zich in de p.i. Vught en kan klager hem derhalve niets
aandoen. Daarnaast wil klager zijn dochtertje zien opgroeien en niet het risico lopen dat hij een levenslange gevangenisstraf krijgt. Ook de bewering dat klager zijn ex-vriendin zou hebben bedreigd, is onjuist. Zij hebben al anderhalf jaar geen contact
meer gehad met elkaar. Voorts adviseert het Openbaar Ministerie (OM) negatief, gezien het hoge recidiverisico. De reclassering schat het recidiverisico echter in als laag/gemiddeld. Het OM stelt dat het te vroeg is voor klager om te faseren maar gezien
het feit dat een faseringsperiode 18 maanden behelst, is dit onjuist. De personen die negatief hebben geadviseerd kennen klager niet en zijn niet begaan met
hoe hij zich gedraagt tijdens zijn detentie. Klager heeft in detentie hard aan zichzelf gewerkt, alle mogelijke trainingen binnen detentie gevolgd en is er klaar voor om terug te keren in de maatschappij.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De directeur van de locatie Hoogvliet heeft in het selectieadvies van 30 oktober 2015 negatief geadviseerd ten aanzien van de detentiefasering van klager. Tevens heeft de politie negatief geadviseerd ten aanzien van het opgegeven verlofadres nu klagers
broer, die meerdere malen met justitie in aanraking is gekomen, hier ook woonachtig is en klager bedreigingen heeft geuit naar zijn ex-vriendin en zijn mededader. Ook het OM heeft in haar advies van 2 september 2015 negatief geadviseerd ten aanzien van
het verzoek van klager. De selectiefunctionaris heeft aanvullende informatie opgevraagd bij de locatie Hoogvliet en uit deze informatie volgt dat de politie opnieuw negatief adviseert ten aanzien van het verlofadres. Daarnaast heeft het OM aangegeven
dat, hoewel het bewonderingswaardig is dat klager voornemens is om zijn leven te beteren, er op dit moment geen sprake is van het verlenen van meer vrijheden. Gezien de ernst van de feiten, het recidiverisico van klager en het feit dat de einddatum van
klagers detentie nog lang niet in zicht is, is het volgens het OM nog te vroeg om plaatsing in een z.b.b.i/p.p. toe te staan. Gelet op het voorgaande heeft de selectiefunctionaris negatief besloten op het verzoek van klager tot detentiefasering.

3.3. In haar advies van 13 augustus 2015 komt de reclassering tot de inschatting dat er sprake is van een hoog/gemiddeld recidiverisico. Hij is veelvuldig veroordeeld en er is sprake van verslavingsproblematiek. Een intake bij verslavingszorg acht
de
reclassering geïndiceerd.

3.4. De advocaat-generaal (AG) benadrukt in zijn advies van 2 september 2015 dat klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, voor poging tot doodslaag en straatroof. Het wordt hem bovendien zwaar aangerekend dat hij deze feiten
heeft
begaan tijdens een dubbele proeftijd. De AG wijst ook op de einddatum van detentie die nog ver in de toekomst ligt.

3.5. De directeur van de locatie Hoogvliet adviseert, naar aanleiding van de negatieve adviezen van de politie en de AG, in het selectieadvies van 30 oktober 2015 tevens negatief ten aanzien van de detentiefasering op dit moment.

3.6. De politie adviseert negatief ten aanzien van het opgegeven verlofadres nu het jongere broertje van klager, die regelmatig met justitie in aanraking is gekomen, verblijft op dit adres en klager bedreigingen heeft geuit naar zijn ex-vriendin en
zijn mededader. De reclassering stelt echter in haar advies van 13 augustus dat het jongere broertje van klager is ingetrokken bij zijn vriendin en derhalve niet meer woonachtig is op het opgegeven verlofadres.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. De beroepscommissie merkt op dat de aanvaardbaarheid van het verlofadres nader onderzocht moet worden, alvorens een positieve beslissing zou kunnen worden genomen over detentiefasering. Uit de voormelde adviezen komt echter naar voren dat het
recidiverisico hoog wordt geacht, mede gelet op de verslavingsproblematiek.

Gelet hierop en nu voorts niet is gebleken dat klager reeds met goed gevolg vrijheden heeft genoten is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

15/3972/GB

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van de Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven