Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3607/GB, 25 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3607/GB

Betreft: [klager] datum: 25 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...] verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 oktober 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Wouters, op 19 februari 2016 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 26 februari 2015 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Torentijd te Middelburg, van waaruit hij op 1 mei 2015 is overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Krimpen aan den IJssel. Op 18
september 2015 is hij geplaatst in de BPG van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt.

2.2. Bij uitspraak van 19 februari 2016, met nummer IJ-2015-000960, van de beklagcommissie bij de p.i. Krimpen aan den IJssel, is klagers beklag betreffende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel
gegrond verklaard voor zover er sprake was van (zogenaamd) bewaardersarrest en voor het overige ongegrond verklaard. Klager is in beroep gekomen waardoor deze uitspraak nog niet onherroepelijk is geworden.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager had in de p.i. Krimpen aan den IJssel een probleem met een medegedetineerde die zijn moeder bedreigde. Dat gebeurde zelfs terwijl klager ingesloten was. Na een bezoek aan de rechtbank ging klager luchten en toen kwam die persoon, die toen niet
had mogen luchten omdat hij van een andere afdeling was, naar klager en begon tegen klager te schreeuwen. Klager stelt zich nog steeds op het standpunt dat het personeel toen had moeten ingrijpen. Klager verblijft op de BPG voor het merendeel van de
tijd in zijn verblijfsruimte en heeft hier geen contacten met andere personen. Hem is een keer verslag aangezegd in verband met geluidsoverlast. Klager heeft steeds geprobeerd een en ander op een goede manier op te lossen. Dat is hem helaas niet
gelukt.
Klager is van mening dat men niet steeds terug moet kijken naar wat er gebeurd is maar meer naar het heden. Hij had toen in Krimpen serieus genomen moeten worden. Dat is toen niet gebeurd en men oordeelt vervolgens te snel over klager. Hij is van
mening
dat het voorval waarvoor hij in de BPG is geplaatst, die plaatsing niet kan rechtvaardigen. De beklagzaak over het incident in Krimpen loopt nog.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft tijdens zijn detentie herhaaldelijk bedreigingen geuit naar het personeel en naar medegedetineerden. Door middel van een overplaatsing naar de p.i. Krimpen aan den IJssel is getracht hem een nieuwe kans te bieden. Omdat klager omstreeks 15
september 2015 betrokken was bij geweld jegens een personeelslid, waarbij dit personeelslid gewond is geraakt, is klager aangeboden voor herselectie. Hij was op dat moment in de inrichting al drie keer gesanctioneerd voor betrokkenheid bij geweld. Het
laatste incident vond plaats slechts enkele uren nadat hij een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel had ondergaan. De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel was daarom van mening dat de veiligheid van klager, zijn
medegedetineerden en het personeel niet langer kon worden gegarandeerd. Gelet op het vorenstaande is klager geselecteerd voor en geplaatst in de BPG te Vught en is het daartegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard.

4. De beoordeling
4.1. De BPG van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel
regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van
beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3. De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers gedrag en betrokkenheid bij fysiek geweld jegens een personeelslid en jegens medegedetineerden verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin.
Derhalve is de beslissing klager te plaatsen in de BPG te Vught niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht over het al dan niet serieus nemen van klagers klachten in de p.i. Krimpen aan den
IJssel, maakt dit oordeel niet anders.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven