Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2996/GA, 30 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2996/GA

betreft: [klager] datum: 30 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Iwema, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 augustus 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2016, gehouden in p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klagers raadsman mr. M. Iwema, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de p.i. Dordrecht heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet kunnen deelnemen aan sportmomenten, omdat klager hele dagen werkt.

De beklagrechter heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verbleef in het plusprogramma. De directeur is verplicht om twee á drie keer per week sportmomenten aan te
bieden. Vanwege een verbouwing in de inrichting is klager noodgedwongen overgeplaatst naar afdeling H. Voorheen had klager arbeid én sport. Op afdeling H had klager echter alleen arbeid. Hij had geen sport meer. Hij heeft nooit gezegd niet te willen
deelnemen aan de sportmomenten, ook al heeft hij er vrijwillig voor gekozen om hele dagen te werken. Inmiddels verblijft klager weer op een andere afdeling waar hij zowel arbeid als sport heeft.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur is van mening dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht. Klager heeft
er zelf voor gekozen om hele dagen te werken en heeft de gevolgen van zijn keuze aanvaard. Dat klager hier achteraf op terugkomt, acht de directeur niet verenigbaar met zijn eigen keuze. Klager had er ook voor kunnen kiezen om niet hele dagen te
werken,
zodat hij aan andere activiteiten had kunnen deelnemen.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 48, tweede lid, Pbw heeft de gedetineerde recht op lichamelijke oefening en het beoefenen van sport gedurende ten minste tweemaal drie kwartier per week, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet. Niet gebleken is dat
klager het personeel heeft verzocht te mogen deelnemen aan sportmomenten. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat geen sprake is van een jegens klager genomen beslissing van de directeur, als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 maart 2016

secretaris voorzitter

Naar boven