Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3649/GA en 15/3803/GA, 4 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3649/GA en 15/3803/GA

betreft: [klaagster] datum: 4 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Pothast, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen twee uitspraken van 26 oktober 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 maart 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, is klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. F.J. Soriano, gehoord.
De directeur van de p.i. Zwolle heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en bij die gelegenheid zijn standpunt ten aanzien van de beroepen nader toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met behoud van een televisie:
b. het gedurende acht dagen tijdens de voor de recreatie bestemde tijd geen gebruik mogen maken van de (gezamenlijke) keuken;
(15/3649/GA);
c. de plaatsing in een individueel programma.
(15/3803/GA).

De beklagcommissie heeft alle klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klaagsters raadsman legt pleitaantekeningen over en voert overeenkomstig het woord. Een afschrift van die aantekeningen is achter deze uitspraak gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. Volgens klaagster is het mogen koken tijdens de
recreatie een recht van de gedetineerden en de beslissing om dat recht te beperken is niet bevoegd genomen. Klaagster stelt zich op het standpunt dat het personeel onvoldoende toezicht heeft gehouden. Als dat was gebeurd, hadden zij klaagster kunnen
waarschuwen dat zij te ver ging in haar gedrag. Klaagster heeft nadien haar excuses aangeboden aan de psychologe, die zij overigens niet heeft uitgescholden. Mogelijk dacht de psychologe dat klaagster boos was. Maar klaagster was alleen maar
verontwaardigd en verdrietig. Klaagster is in het PPC geplaatst door de gedragsdeskundige in verband met een eerder voorval. Het zou een tijdelijke plaatsing zijn maar klaagster verblijft inmiddels al 20 maanden in het PPC. Die plaatsing is overigens
tot stand gekomen op basis van valse politierapportage. Er is ten aanzien van klaagster geen PPC-indicatie afgegeven. Zij mag overigens nu weer gewoon koken. Klager heeft moeizame contacten met de behandelcoördinator en de afdelingspsychologe.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk nader toegelicht. Een afschrift van die toelichting is aan deze uitspraak gehecht en de inhoud geldt als hier ingevoegd.

De beoordeling
3. Vooreerst stelt de beroepscommissie vast dat de beroepen tijdig zijn ingediend. Klaagster is daarmee ontvankelijk in haar beroepen.
Ten aanzien van onderdeel a:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan, nu klaagster de feiten die tot de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf op zich niet heeft weersproken, niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ten aanzien
van dit onderdeel ongegrond worden verklaard, met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie (met kenmerk ZI 2015/000632) in zoverre.

Ten aanzien van onderdeel b:
In de huisregels van de p.i. Zwolle, die ook gelden binnen het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Zwolle waar klaagster verblijft, staat in artikel 3.5 met het hoofd “Recreatie” onder meer:
“(...)
Tevens kan er gekookt worden in de daarvoor bestemde magnetron en pannen in het keukentje van de huiskamer.
(...)”

Nu dit koken geen privilege is maar, blijkens hiervoor genoemd artikel van de huisregels, een activiteit, kan de directeur die activiteit slechts beperken in het kader van een disciplinaire straf of een ordemaatregel. De beroepscommissie stelt vast dat
zulks in dit geval niet is gebeurd. De bestreden beslissing van de directeur is daarom genomen in strijd met de wet. Gelet daarop is dit onderdeel van het beroep gegrond, moet de uitspraak van de beklagcommissie (met kenmerk ZI 2015/000632) in zoverre
worden vernietigd en zal het beklag in zoverre alsnog gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 7,50.

Ten aanzien van onderdeel c:
Het PPC te Zwolle is aangewezen als een inrichting met een individueel regime. Op grond van artikel 22 van de Pbw bepaalt de directeur de mate waarin een gedetineerde in staat wordt gesteld individueel dan wel gemeenschappelijk aan activiteiten deel te
nemen. Van die bevoegdheid heeft de directeur in dit geval gebruik gemaakt. Dat is wezenlijk iets anders dan de bepaling van het aanbieden van een individueel programma, hetgeen enkel mogelijk is in het kader van een ordemaatregel of disciplinaire
straf
(door uitsluiting van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten). Daarvan is hier geen sprake. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Ook dit onderdeel van het beroep zal daarom -
met wijziging van de gronden zoals door de beklagcommissie genoemd - ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie (met kenmerk ZI 2015-000649) zal worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel a van het beroep en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie (met kenmerk ZI 2015/000632).
Zij verklaart het beroep gegrond ten aanzien van onderdeel b van het beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie (met kenmerk ZI 2015/000632) en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.
Zij verklaart het beroep met wijziging van de gronden ongegrond ten aanzien van onderdeel c van het beroep en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie (met kenmerk ZI 2015/000649), met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven