Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4071/GA, 4 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4071/GA

betreft: [klager] datum: 4 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 december 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 maart 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, en [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij
voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens – kortweg – het niet opvolgen van opdrachten van een personeelslid en verbaal agressief
gedrag
jegens dat personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager voert een strafmaat verweer. Het zou beter zijn geweest hem, door bijvoorbeeld de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, te waarschuwen. Klager kwam ten tijde van het voorval terug van de arbeid en wilde eten bereiden in de magnetron in
de gezamenlijke keuken. Bij de deur van de keuken stond een personeelslid dat op dat moment niets tegen klager zei. Klager heeft daarop zijn eten in de magnetron gezet. Toen zei dat personeelslid dat klager weg moest uit de keuken. Klager heeft toen
enkel gevraagd waarom hij de keuken moest verlaten. Hij heeft daarop de keuken verlaten. Even later is hij teruggekomen naar de keuken om daar het eten dat nog in de magnetron stond, op te halen. Klager werd weer aangezegd de keuken te verlaten en hij
werd daarbij door dat personeelslid geduwd. Daarop heeft klager enkel gezegd: “Raak me nog een keer aan en je gaat het zien.” Klager zou eerder anders hebben gereageerd, maar heeft door de detentie geleerd zich te beheersen. Toen klager de keuken moest
verlaten, was er nog een andere gedetineerde in de keuken bezig met eten, dat was, anders dan de directeur zegt, geen reiniger.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was sprake van enige irritatie bij klager. Hij werd door een personeelslid aangesproken over het feit dat hij de keuken diende te verlaten. Klager is toen weggegaan en op een later moment weer teruggekomen, waarna een en ander is geëscaleerd. Door
de
betreffende medewerker is vervolgens alarm geslagen en het personeel heeft geprobeerd verdere escalatie te voorkomen. Omdat klager een alarmsituatie veroorzaakte waarbij assistentie vereist was, is onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Dat lijkt de
directeur ook redelijk. Die disciplinaire straf is gebaseerd op het verslag en op het horen van klager door de directeur. De directeur heeft ook met het betreffende personeelslid gesproken. De andere gedetineerden die toen in de keuken waren, waren
afdelingsreinigers en deze hebben op andere tijden toegang tot de keuken dan klager.

3. De beoordeling
Uit hetgeen in beroep door partijen naar voren is gebracht is vast komen te staan dat klager op zichzelf bezien geen gehoor heeft gegeven aan een opdracht van een personeelslid en dat personeelslid bedreigend heeft bejegend. Dat gedrag is strafwaardig
en rechtvaardigt de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in de eigen verblijfsruimte met verwijdering van de televisie.
Naar het oordeel van de beroepscommissie had echter in dit geval, gelet op het feitelijk verloop van een en ander, door de directeur kunnen worden volstaan met een disciplinaire straf van kortere duur dan thans is opgelegd. Gelet daarop moet worden
geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag moet
alsnog gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal, daarbij rekening houdend met de tijd die de disciplinaire straf langer heeft geduurd dan noodzakelijk, de hoogte daarvan vaststellen op € 22,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven