Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0504/GB, 27 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/504/GB

 

Betreft:               [klager]                datum: 27 juli 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.H.M. Crom, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 februari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem  te plaatsen in de afdeling beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

 

2.            De feiten

Klager was sedert 15 augustus 2016 gedetineerd. Hij verbleef in de terroristenafdeling (TA) te Vught. Op 20 januari 2017 is hij geplaatst in de BPG te Vught, waar een individueel regime geldt. Op 22 mei 2017 is klagers voorlopige hechtenis geschorst.

 

3.            De standpunten

3.1.        Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager ontkent betrokken te zijn bij het aanzetten tot opruiend gedrag onder medegedetineerden. Hij heeft alleen met medegedetineerden gebeden. Hij heeft niet gedreigd en er hebben ook geen mishandelingen plaatsgevonden. Klager is naar zijn zeggen wel geestelijk en lichamelijk mishandeld door het personeel op instigatie van de directeur. Er is volgens hem op geen enkele wijze geconcretiseerd hoe door klager is opgeroepen tot met de orde en veiligheid in de inrichting strijdig gedrag. De verklaringen van een medegedetineerde die verklaard zou hebben dat hij door klager in de war was geraakt en dat klager eigenlijk een slechte invloed op hem had, zijn niet schriftelijk vastgelegd. Noch is bekend wie een vermeende kentering zou hebben waargenomen en wat deze medegedetineerde precies heeft gezegd. Opvallend is dat in het selectieadvies is vermeld dat medegedetineerden na de uitplaatsing van klager uit de TA nog altijd bidden in ruimtes waar dit niet is toegestaan. Te betwisten valt volgens klager dat hij daadwerkelijk degene is geweest met grote invloed op medegedetineerden. De instructies van het personeel zijn niet stellig geweigerd. Ook is er geen sprake geweest van luidruchtig, ontwrichtend of ondermijnend gedrag dan wel een dreigende situatie. Het gaat in deze zaak om het vrij beleven van godsdienst. Mocht getwijfeld worden aan klagers standpunt dan wordt verzocht om de camerabeelden te bekijken. Hierop is te zien dat klager nimmer dergelijk gedrag heeft vertoond.

Klager ontkent tevens stellig intimiderend gedrag te hebben vertoond naar het personeel. Hij was het oneens met het rapport en heeft zich hierover uitgelaten. Het is buitenproportioneel om klager om deze reden  te plaatsen in de BPG-afdeling. Een disciplinaire straf is wellicht een passende sanctie op het moment dat men het standpunt van klager niet volgt. Dit incident staat op zichzelf. Klager is viermaal gestraft voor hetzelfde incident. In het verleden is klager nooit overgeplaatst vanwege zijn gedrag of bepaalde incidenten. Voorafgaand aan de plaatsing in de TA heeft klager drie maanden op een gewone afdeling verbleven, waar zich nooit incidenten hebben voorgedaan. Vlak vóór de beslissing tot plaatsing in de BPG is klager zes weken intensief geobserveerd in het Pieter Baan Centrum (PBC). Tijdens dit verblijf heeft geen enkel incident plaatsgevonden en is waargenomen dat klager op prettige wijze aanwezig was. Hij maakte normaal contact en had voldoende zelfbeheersing. In een ver verleden heeft hij zich wel eens verbaal agressief geuit en zich fysiek verzet bij een visitatie. Zijn geloof staat visitatie niet toe. De incidenten die hebben plaatsgevonden, ontstonden naar aanleiding van aanvaringen over zijn religie en hoe hij die praktiseert. Hij haalt veel kracht uit zijn geloof. Zijn bekering heeft hem geholpen afstand te nemen van het criminele milieu en te stoppen met drugsgebruik en gokken. De door de medewerkers gerapporteerde problemen zijn niet aan klager te wijten, maar hebben een andere oorzaak en zijn twee weken voor zijn plaatsing in de TA begonnen. Door de directeur is niet discreet gebracht dat klager de GVM-status hoog heeft in verband met radicalisering en werving. Iedereen op klagers afdeling wist dit. Het gedrag van de bewaarders is sinds de beslissing om hem in de TA te plaatsen veranderd. Klager heeft recht op geestelijke verzorging en het recht om zijn godsdienst te belijden. Klager wordt beperkt in de uitoefening van zijn grondrecht. Bidden is van belang voor een moslim en een beduidend onderdeel van het belijden van de godsdienst. Er is geen sprake geweest van verstoring van de orde of veiligheid. De inrichting doet het voorkomen alsof klager een gevaarlijke situatie heeft veroorzaakt. Noch uit het selectieadvies noch uit de beslissing valt volgens klager af te leiden waar het grote probleem, bedoeld wordt het gezamenlijk bidden, uit bestaat en dat de hele afdeling onrustig werd door het gezamenlijk bidden. Namens hem wordt verzocht het beroep gegrond te verklaren en hem een tegemoetkoming toe te kennen.

3.2.        De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager is geplaatst in de BPG omdat hij structureel gezagsondermijnend en opruiend gedrag vertoonde waarin hij niet was te corrigeren. Hij oefende grote invloed uit op medegedetineerden waardoor de orde, rust en veiligheid in de p.i. en de afdeling in geding kwamen. Hij heeft aangetoond niet geschikt te zijn voor een verblijf in de TA. Het PMO heeft geen indicatie voor plaatsing in een PPC aangegeven. Een dag na klagers overplaatsing naar een andere afdeling is op 13 november 2016 een gemeenschappelijk gebed op de luchtplaats uitgevoerd, waarvoor klager is gerapporteerd. Klager ontkent dit niet. Tijdens de afhandeling van het rapport heeft klager zich dreigend en schreeuwend tegen de directeur uitgelaten. Zodanig dat klagers speeksel in het gezicht van de directeur terecht kwam. Klager heeft aangegeven  te zullen wijken voor niemand en dat hij het gevecht zal aangaan daar waar dat nodig is. Hij stampte hierbij een paar keer hard tegen de deur. De medegedetineerden werden hierdoor dusdanig opgehitst dat zij ook alles behalve voor rede vatbaar waren en ook een dreigende houding in hebben gezet tijdens rapportafhandeling. Klager sprak hard tegen het personeel en vroeg of zij wilden vechten. Klager heeft aangegeven hiervoor open te staan, hetgeen bedreigend is overgekomen bij het personeel. In het selectieadvies van 19 januari 2017 worden ook andere voorbeelden aangehaald waaruit blijkt dat klager structureel gezagsondermijnend en opruiend gedrag vertoont waarin hij niet is te corrigeren, ook niet na interne overplaatsing en rapportafhandeling. Met klager is geen land te bezeilen. Hij vaart zijn eigen koers. Bij overplaatsing naar het PBC schreeuwde klager nog een paar keer:  ‘Allah Akbar’ en wenste hij de overige gedetineerden nog veel sterkte tussen deze kankerhonden, hiermee duidend op het personeel. Twee gedetineerden die al in afdeling 5B zaten, hebben aangegeven dat zij klagers gedrag zouden voortzetten. Zij bidden nog steeds in ruimtes waar ze niet mogen bidden en er worden wekelijks rapporten aangezegd. Klager is het recht om zijn godsdienst vrij te belijden en te beleven niet onthouden. Hij kon bidden in de eigen verblijfsruimte of tijdens het vrijdagmiddaggebed. De overige ruimtes, zoals de recreatiezaal en de luchtruimte, zijn daarvoor niet aangewezen. Gelet op klagers gedrag was klager niet langer geschikt voor een langer verblijf in de TA.

3.3.        De directeur van de p.i. Vught heeft in verband met klagers gedrag en negatieve invloed op medegedetineerden van de TA en het klimaat op de afdeling geadviseerd om klager met spoed te selecteren voor de BPG.

 

4.            De beoordeling

4.1. Door klagers toenmalige raadsvrouw is verzocht om camerabeelden te bekijken om te bezien of klager in de TA het verweten gedrag heeft vertoond. Nu deze beelden geen verbale component bevatten acht de beroepscommissie de beelden voor haar oordeel in de zaak niet van belang en wijst zij het verzoek af.

4.2. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van (algehele of) beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3.  De selectiefunctionaris is voor de beslissing tot plaatsing van klager in de BPG-afdeling van de p.i. Vught afgegaan op het selectieadvies van de directeur van de p.i. Vught van 19 januari 2017. Uit dit selectieadvies komt naar voren dat klager voor onrust op de TA zorgde, gezagsondermijnend gedrag liet zien en zich hierin  niet liet corrigeren. Beschreven is dat klager een negatieve invloed had op medegedetineerden en het klimaat op de afdeling. Na overplaatsing van klager naar een kleinere afdeling van de TA ontstonden er binnen dertig minuten dezelfde problemen op de afdeling als op klagers vorige afdeling. Klager zette andere medegedetineerden aan om in gemeenschappelijke ruimtes gezamenlijk in gebed te gaan, hetgeen niet is toegestaan en hem meerdere keren was verboden door het personeel.

4.4. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris uit bovengenoemde gegevens omtrent klagers gedrag in redelijkheid kunnen opmaken dat klager met zijn gedrag een ernstig beheersrisico vormde.

Niet is gebleken dat de behoefte van klager om op grond van zijn geloofsovertuiging regelmatig te bidden binnen de richting is gefrustreerd.

Klager erkent dat de incidenten die hebben plaatsgevonden ontstonden naar aanleiding van aanvaringen over zijn religie en hoe hij die praktiseert. Klager betwist ook niet dat hij heeft aangezet tot het gezamenlijk bidden in ruimtes die daarvoor niet zijn bedoeld.

Gelet hierop en mede gelet op het feit dat klager zich niet in dit gedrag liet corrigeren, is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager over te plaatsen naar de BPG van de p.i. Vught. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 juli 2017.

 

 

 

 

      

 

 

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven