nummer: 15/4300/GA
betreft: [klager] datum: 8 maart 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 december 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft met toepassing van artikel 18a van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, een uittreksel
Justitiële Documentatie van klager opgevraagd bij de Justitiële Informatiedienst.
De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Zuyder Bos en klager alsmede zijn raadsman in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep respectievelijk om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond en materieel ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het klaagschrift had tevens materieel gegrond verklaard moeten worden. De beslissing van de directeur is gebaseerd op een reclasseringsadvies van 17
maart 2015. Er is derhalve sprake van een relatief oud rapport. Daarbij is dit rapport opgesteld ten behoeve van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Daarbij is de vraagstelling anders dan in een reclasseringsrapport met betrekking tot het
verlenen van vrijheden. Of er sprake is van relevant recidivegevaar kan niet worden vastgesteld aan de hand van het huidige reclasseringsrapport. Voor zover er wel een recidivegevaar aanwezig wordt geacht, kunnen aan het verlof bijzondere voorwaarden
verbonden worden zoals elektronisch toezicht en een locatiegebod. Het gestelde risico op onttrekking is gebaseerd op het advies van het Openbaar Ministerie van 9 september 2015. Uit een eerdere mededeling omtrent een voornemen tot vestiging in de
Antillen kan niet een relevant vluchtgevaar worden afgeleid. Voor zover een vluchtgevaar aanwezig wordt geacht kan dit gevaar door het stellen van bijzondere voorwaarden worden teruggebracht naar een aanvaardbaar niveau.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, wegens overtreding van de Wet Wapens en Munitie en de Opiumwet. Tegen het vonnis van de rechtbank is hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van klagers detentie
is
thans gesteld op 2 juni 2016.
Hoewel het reclasseringsadvies is opgemaakt voor een ander doeleinde, namelijk ten behoeve van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur zich hierop kon baseren bij zijn beslissing op het verzoek
om verlof. De beroepscommissie stelt vast dat het reclasseringsrapport dateert van 17 maart 2015. Het rapport was ten tijde van de bestreden beslissing derhalve zes maanden oud en daarmee niet dusdanig gedateerd dat het om die reden niet kon dienen ter
onderbouwing van de bestreden beslissing.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog wegens klagers delictsgeschiedenis, het sociaal netwerk waarin hij zich begeeft en zijn houding. Voorts wordt het risico op onttrekking aan voorwaarden ingeschat als
hoog,
omdat klager te kennen heeft gegeven niet met de reclassering te willen samenwerken binnen een reclasseringstoezicht. Daarbij heeft klager aangegeven dat hij zich in de toekomst op de Antillen wil vestigen. De beroepscommissie is van oordeel dat
voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening. Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond
worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 8 maart 2016.
secretaris voorzitter