Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1910/GA, 12 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1910/GA

 

betreft:               [klager]                datum: 12 september 2017

 

 

D beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.K.J. Dikkerboom, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen de beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle

alsmede van de overige stukken, waaronder voornoemde bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.K.J. Dikkerboom, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Zwolle.

Als toehoorder vanuit de Raad was aanwezig, mr. R.S.T. van Rossem-Broos, lid van de Afdeling rechtspraak.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

               

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 12 juni 2017, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

 

2.            De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager vraagt zich af of is voldaan aan het vereiste dat minimaal een jaar dient te zijn verstreken tussen het moment waarop de niet-behandelend psychiater voor het laatst contact met klager heeft gehad en het moment van het onderzoek in het kader van onderhavige dwangbehandeling. Ook is onduidelijk of deze tweede psychiater een onafhankelijke psychiater betrof.

Klager ervaart het toepassen van dwangmedicatie als een ongerechtvaardigde inbreuk op zijn lichamelijke integriteit. Klager erkent dat hij niet altijd gewenst gedrag laat zien en dat zijn gesprekspartners hem in sommige situaties als agressief omschrijven. Klager meent dat er nooit sprake is geweest van een situatie waarbij hij een ander ernstig letsel heeft toegebracht. Onvoldoende aannemelijk is dat het gevaar bestaat dat klager maatschappelijk te gronde zal gaan of een ander of zichzelf van het leven zal beroven of ernstig letsel zal toebrengen. De dwangmedicatie zal vooral het personeel goed van pas komen, doordat klager dan als een mak gesedeerd schaap in de pas zal blijven lopen. Dit is niet in klagers belang. Minder ingrijpende alternatieven zijn niet uitgeprobeerd. Klager meent dat hij goed baat heeft bij homeopathische middelen. Dit sluit aan bij zijn (geloofs-)overtuiging en levensvisie. Dit is nooit met klager besproken. Homeopathische middelen komen uit de natuur en bevatten geen gifstoffen. Ook zitten hier geen machtige farmaceutische maatschappen achter.

Klager heeft slechts 20 minuten met de psychiater gesproken. Zelfs tijdens de martelingen die klager als 15-jarige in Oezbekistan moest ondergaan, gebruikte men niet dit soort onmenselijke medicatie. Toen kreeg klager wodka ter bestrijding van de pijn. Van de medicatie krijgt klager bijwerkingen. Hij wordt er moe van, kan moeilijk ademhalen en plassen. Klager ervaart geen verbetering door de medicatie. Klager zal zich hiertegen blijven verzetten. De beloftes die klager zijn gedaan over begeleid wonen worden niet nagekomen. Klager heeft niemand gedwongen om deze toezeggingen te doen.

Klager is niet agressief. In de anderhalf jaar dat klager in detentie verblijft, heeft hij met niemand gevochten, hij zou niemand pijn doen. Klager kan emotioneel reageren, maar heeft dit onder controle. Hij heeft niemand bedreigd. Klager ontkent ook de stelling dat hij gezegd zou hebben in contact te staan met Poetin of Trump. Er is vooraf niet met klager gesproken over de medicatietoediening. Mogelijk dat het taalprobleem mede een rol speelt in de communicatie met het personeel. Klager heeft inmiddels driemaal een depot gekregen. De agressie die klager zou hebben geuit – klager erkent dat hij een psychiater heeft geslagen - vond kennelijk plaats op het moment dat hij werd geïnformeerd over de medicatietoediening. Hierover bevinden zich echter geen schriftelijke stukken in het dossier.     

De directeur heeft hierop als volgt gereageerd. Klager is op 10 februari 2017 geplaatst in het PPC van de p.i. Zwolle. Vanaf dat moment was klager nauwelijks in contact met het personeel en was oninvoelbaar en oninschatbaar. Telkens als het behandelteam meer druk op klager uitoefende, nam de verbale agressie toe. Klager ontsteekt vaak in woede, blijft doorgaan in zijn verhalen en is niet te stoppen. Hij heeft het over Satanisme en zegt in contact te staan met Poetin en Trump. Klager staat regelmatig ‘neus aan neus’ met het personeel. Medegedetineerden zijn bang voor klager en dienen als hij agressief reageert te worden weggehaald bij hem of eerder te worden ingesloten in het kader van de veiligheid. Klager heeft de behandelend psychiater daadwerkelijk bedreigd. Klager zei: “Die moet dood en zijn schedel moet open”. Tijdens het horen heeft hij het directielid verbaal agressief bedreigd. Klager bedreigt al zijn gesprekspartners wanneer hij wordt aangesproken op zijn gedrag. Er is sprake van wanen, incoherentie, verhoogde associatie en waarschijnlijk akoestische hallucinaties. Klager vertoont gevaarlijk gedrag dat voortkomt uit zijn psychotische belevingen. Klager is van een groepsgerichte PPC-afdeling naar een afdeling van intensieve zorg verplaatst, waar hij intensief wordt begeleid in een kleine groep. De inrichting kiest voor benadering op maat. Vanwege de ernstige psychose is klager niet in staat om op een gewone afdeling van de inrichting te verblijven. Uitplaatsing naar een RIBW of een begeleide woonvorm is volstrekt onmogelijk, hij kan niet geresocialiseerd worden. Elk perspectief op resocialisatie ontbreekt. Indien de medicatie niet wordt toegediend, kan klager niet verder in zijn opbouw naar een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan. Er is sprake van gevaar voor maatschappelijke teloorgang.

Klager toont geen ziekte-inzicht. Hierdoor is de behandeling niet van de grond gekomen. Met klager is diverse keren uitgebreid gesproken over medicatie. Het lukt niet om met klager overeenstemming te bereiken. Minder ingrijpende maatregelen zijn overwogen, zoals structureel een individueel programma of plaatsing in afzondering, maar deze zijn verworpen omdat zij geen structurele oplossing bieden en op langere termijn detentieschade opleveren. De toediening van dwangmedicatie is noodzakelijk.

Aan klager wordt altijd medegedeeld welke medicatie hij krijgt toegediend. Klager heeft vaker de psychiater gezien en gesproken. Met hem is vaak gesproken over het vrijwillig innemen van de medicatie. Klager heeft een psychiater geslagen toen hij werd geïnformeerd over de voorgenomen toediening van dwangmedicatie. Zonder medicatie is de stap naar een begeleid wonen traject te groot.

 

3.            De beoordeling

Artikel 46d, aanhef en onder a van de Pbw bepaalt dat buiten de situaties bedoeld in artikel 32, indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 46c, onderdelen b en c, als uiterste middel geneeskundige behandeling kan plaatsvinden, voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (a-dwangbehandeling), of, indien de directeur daartoe een besluit heeft genomen en dit naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden (b-dwangbehandeling).

Op grond van artikel 46e eerste en tweede lid, van de Pbw vindt geneeskundige behandeling overeenkomstig artikel 46d, onder a plaats na een schriftelijke beslissing van de directeur waarin wordt vermeld voor welke termijn zij geldt. Ten behoeve van deze beslissing dient te worden overgelegd een verklaring van de behandelend psychiater alsmede een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij diens behandeling betrokken was.

Op grond van artikel 21b, eerste lid aanhef en onder a van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt in het geneeskundig behandelingsplan ten minste opgenomen de diagnose van de stoornis van de geestvermogens van de gedetineerde.

De beroepscommissie stelt vast dat aan de formele vereisten van artikel 46e van de Pbw is voldaan, in het bijzonder en afgaand op de verklaring van de tweede psychiater, dat de tweede psychiater niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest.

De basis van de a-dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d van de Pbw wordt gevormd door het behandelplan van de gedetineerde. Het behandelplan zal inzicht moeten geven in de vraag in hoeverre logisch en consistent de stappen zijn gezet van symptomen naar diagnose en interventie. De beroepscommissie stelt vast dat in het overgelegde behandelplan en de hierin gegeven diagnose (DSM-IV-TR) geen verwijzing wordt gemaakt naar de psychotische stoornis van klager, terwijl in de toelichtende stukken van de directeur wordt gesteld dat klager lijdt aan ernstige psychotische belevingen, zoals wanen, incoherentie en mogelijk akoestische hallucinaties. Niet is gebleken bovendien dat klager, anders dan hem medicatie aan te bieden en zo prikkelarm mogelijk te benaderen, nader op de diagnose toegespitste behandelingen zijn aangeboden die het gevaar op minder ingrijpende wijze zouden kunnen afwenden.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat op basis van het thans beschikbare behandelplan niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat klager gedurende langere tijd onder dwang medicatie moet worden toegediend. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de beslissing van de directeur zal worden vernietigd. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op € 50,=.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beslissing van de directeur.
Zij bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

    

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 12 september 2017

 

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven