nummer: 15/3692/GA
betreft: [klager] datum: 7 maart 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 5 november 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 8 februari 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.A.S. Jansen, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Lelystad en [...], juridisch medewerker
van de p.i. Lelystad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft de afwijzing van klagers verlofaanvraag op 1 oktober 2015 (2015/505).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft het gevoel dat hij beperkt wordt in zijn rechten. Klager wil graag met verlof, maar er wordt telkens verwezen naar het Grip-rapport. Dat rapport bevat oude informatie en vage aantijgingen. Volgens jurisprudentie is dat onvoldoende om tot
een afwijzing te komen. Over de geldstromen merkt klager op dat er geen sprake is van crimineel handelen in detentie. Klager heeft jassen, broeken en truien verkocht. Hij kon deze goedkoop krijgen van een tussenpersoon en heeft deze doorverkocht aan
gedetineerden. Die wilden de aangeboden kleding afnemen. Klager heeft hier bonnen van en hij wist niet dat dit niet was toegestaan. Het is vervelend dat hierover nooit is gesproken door het Grip. Het inrichtingspersoneel heeft klager geadviseerd dat
hij
beter kan stoppen met de verkoop. De reclassering heeft tweemaal positief geadviseerd. De selectiefunctionaris heeft op
10 november 2015 aangegeven dat in de p.i. Lelystad geen sprake is van voortgezet crimineel handelen of het onder druk zetten van medegedetineerden. Klagers einddatum van de detentie nadert en zijn belang om met verlof te gaan, begint steeds zwaarder
te
wegen.
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was net nieuw in de inrichting. De directeur heeft de negatieve adviezen zwaarder laten wegen. De directeur heeft ten aanzien van klagers tweede verlofaanvraag positief geadviseerd, maar de Staatssecretaris heeft dat verlofverzoek op 10 november
2015 afgewezen. Klagers beroep daartegen is op 6 januari 2016 ongegrond verklaard. Klager heeft recent weer een verlofverzoek ingediend en de directeur heeft goede hoop dat bij het volgende OO-overleg in maart 2016 klagers status zal veranderen. Zonder
een GVM-status zal klager waarschijnlijk makkelijker met verlof kunnen gaan.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 26 van de Pbw kan een gedetineerde worden toegestaan om de inrichting tijdelijk te verlaten. Hiervoor zijn nadere regels vastgesteld in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De beroepscommissie is ambtshalve bekend met
de beroepszaak van klager met kenmerknummer 15/3774/GV van 6 januari 2016.
De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
In casu betreft het beklag de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag op 1 oktober 2015. Klager is op 24 juli 2015 vanuit de p.i. Leeuwarden naar de p.i. Lelystad overgeplaatst met een negatieve gedragsrapportage. Tevens heeft het Grip op 23
september 2015 geadviseerd om klager niet te laten faseren. Klager had op dat moment de status “verhoogd”. Op klagers verlofaanvraag heeft het openbaar ministerie eveneens negatief geadviseerd.
Ten tijde van klagers eerste verlofaanvraag verbleef klager ongeveer twee maanden in de p.i. Lelystad. Wat er ook van zij van de informatie in het Grip-rapport, op dat moment kon de directeur in zijn belangenafweging in redelijkheid oordelen het
verlofverzoek af te wijzen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 maart 2016.
secretaris voorzitter