nummer: 15/3954/GA
betreft: [klager] datum: 7 maart 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 november 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen, locatie Esserheem,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 8 februari 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager en [...], juridisch medewerker bij de locatie Esserheem.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de opgelegde straf. Hij was ziek en kon niet werken. Bij de rapportafhandeling heeft hij in een gesprek met de directeur de hoop geuit dat de directeur dood zou gaan en kanker zou krijgen. Dat is geen bedreiging. De politie
deelt deze mening ook. Nu is de verstandhouding met de directeur overigens goed.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had zich in korte tijd voor de tweede keer ten onrechte ziek gemeld. Hiervoor is rapport aangezegd. De directeur was bezig met de rapportafhandeling. Zij heeft de woorden van klager als bedreiging ervaren. Zo heeft klager aangegeven dat hij
hoopt
dat de directeur een langzame dood sterft en zo verder. Dit is respectloos en de directeur kan dergelijk gedrag niet tolereren.
3. De beoordeling
Gezien het feit dat klager ter zitting niet heeft weersproken dat hij zich heeft geuit op de wijze zoals staat vermeld in het verslag – uitingen die de directeur als bedreigend heeft ervaren – acht de beroepscommissie het voldoende aannemelijk dat
klager zich heeft uitgelaten (en gedragen) jegens de directeur op een wijze die onverenigbaar is met de orde en veiligheid in de inrichting. Om die reden heeft de directeur klager in redelijkheid een disciplinaire straf kunnen opleggen. Dat klager niet
de intentie heeft gehad de directeur te bedreigen, doet hier niet aan af. Klager heeft met zijn bewoordingen de fatsoensnormen sterk overschreden, terwijl hij zich in het kader van goede bejegening correct dient te gedragen om in een situatie te
blijven
waarin men met wederzijds respect met elkaar dient om te gaan. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 maart 2016.
secretaris voorzitter