Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1224/GA, 29 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1224/GA

 

betreft:               [Klager]               datum: 29 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 maart 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. B.J. Schadd, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof (2017/320).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.            De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

Klager meent dat er genoeg tijd was om afscheid te nemen van zijn schoonmoeder die helaas is heengegaan. Klagers familie heeft al op vrijdag 3 februari 2017 afscheid kunnen nemen. Toen is de medische behandeling stopgezet en dat heeft klager ook meegedeeld aan de p.i. Vught. Ook klagers vriendin heeft de p.i. hiervan telefonisch op de hoogte gebracht.  Twee dagen later is de schoonmoeder overleden. De relatie van klager is nu voorbij en klager meent dat als hij afscheid had kunnen nemen van zijn schoonmoeder, dat dit niet het geval was.

De directeur heeft geantwoord als tegenover de beklagrechter. Voorts is aangevoerd dat klager niet heeft gereageerd op het verzoek van de p.i. om gegevens aan te leveren, waardoor niet kon worden vastgesteld of werd voldaan aan de geldende criteria. Het informatieverzoek is ruim voor 5 februari 2017 gedaan. Het verzoek is afgewezen, omdat klager niet de benodigde informatie heeft verstrekt voor incidenteel verlof. Nadat klagers schoonmoeder was overleden, heeft binnen de p.i. een belangenafweging plaatsgevonden en het belang van klager was van grote invloed. De p.i. heeft alles in het werk gesteld om klager met begeleid verlof te laten gaan om klager afscheid te nemen van zijn schoonmoeder. Helaas kon DV&O het transport niet voor elkaar krijgen. Andere mogelijkheden bleven zonder resultaat. Van de mogelijkheid om in de familiekamer in beslotenheid gezamenlijk te rouwen, heeft klager afgezien omdat de familie moeilijk vrij kon krijgen. Een verzoek om bezoek zonder toezicht is afgewezen, maar aan het tweede verzoek om € 15,= aan belkaarten te ontvangen om extra te kunnen bellen met de familie is voldaan.

 

3.            De beoordeling

De beklagrechter heeft klager niet ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat het belang bij de behandeling van zijn beklag zou zijn komen te ontvallen nu aan klagers verzoek om € 15,= aan telefoonkaarten te verkrijgen is voldaan. Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat klager de telefoonkaarten heeft gevraagd (en gekregen) toen bleek dat klager wegens organisatorische redenen niet naar de uitvaart van zijn schoonmoeder van 9 februari 2017 kon gaan. De beroepscommissie stelt vast dat het beklag echter betreft de afwijzende beslissing van 6 februari 2017 om middels incidenteel verlof afscheid te nemen van zijn schoonmoeder toen zij nog leefde. Klager, die zijn beroep zelf heeft ingesteld en toegelicht, heeft daarom wel belang bij de behandeling van zijn beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter dan ook vernietigen en klager alsnog in zijn beklag ontvangen.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt.

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren. Klager is bij rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Tegen het vonnis is hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van de detentie valt op of omstreeks 14 september 2022. Uit de registratiekaart blijkt dat klager ongehuwd is.

In artikel 23 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is – voor zover hier van belang – bepaald dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende schoonouder van de gedetineerde. In artikel 1, aanhef en onder h en i, van de Regeling is bepaald dat onder schoonouder wordt verstaan, de schoonouder van de gedetineerde, alsmede de ouder van de levenspartner. De levenspartner is de echtgenoot van de gedetineerde, alsmede de persoon met wie een aantoonbaar duurzaam samenlevingsverband wordt onderhouden daterende van voor de aanvang van de detentie.

Klager heeft de directeur verzocht om afscheid te kunnen nemen van zijn zieke schoonmoeder; deze is vervolgens op 5 februari 2017 overleden en op 9 februari 2017 begraven. Niet weersproken is dat klager niet (tijdig) op het inlichtingenverzoek van de directeur heeft gereageerd om aan te tonen dat hij met zijn vriendin een duurzaam samenlevingsverband onderhield daterend van voor zijn detentie. De directeur kon klagers  verzoek om incidenteel verlof om zijn schoonmoeder te bezoeken dan ook afwijzen, omdat toen niet vast stond dat sprake is van een schoonouder in de zin van artikel 1, aanhef en onder h van de Regeling. De beroepscommissie beslist derhalve als volgt.

Op de rouwkaart staat klagers naam vermeld. Kennelijk heeft de directeur toen wel toestemming verleend aan klager om onder begeleiding de inrichting tijdelijk te verlaten om de uitvaart bij te wonen. Uit een e-mail van de DV&O blijkt dat het wegens capaciteitsgebrek niet mogelijk was om klager naar de begrafenis te vervoeren. Dit gegeven, hoe vervelend ook, kan de directeur niet aangerekend worden.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 29 augustus 2017.

 

 

 

 

 

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven