Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1742/GA, 24 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/1742/GA

 

Betreft:               [klager]                datum: 24 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 mei 2017 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.M. Oldenburg, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Scheveningen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 24 mei 2017, inhoudende

dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

 

2.            De standpunten

Door en namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.

Klager zit reeds vier jaar onterecht vast in detentie. Buiten was klager pijpfitter en hij merkt dat er geen normale atmosfeer hangt in het PPC. Klager heeft het hierdoor benauwd en slaapt slecht. De vieze lucht komt de cel binnen door het ventilatierooster, het toilet en het fonteintje. Klager heeft deze daarom dichtgemaakt. Ook klagers bezoek merkt dat de lucht anders is. Klager haalt zijn water op de afdeling. Klager heeft tegen het personeel gezegd dat hij het vervelend vindt om met moordenaars gedetineerd te zijn. Zulke opmerkingen worden tegen hem gebruikt. Klager kleedt zich niet in het zwart en daarom past hij niet in de gedetineerdengroep. Omdat het personeel niet altijd klopt alvorens de cel binnen te gaan, maakte klager in de avonden een touw vast aan de deur, zodat hij kan horen dat iemand in de cel kwam. In de ochtenden haalde klager dit touw weer weg. Toen hij zich eenmaal had verslapen, kwam het personeel erachter dat hij dat touw had vastgemaakt. Er was geen sprake van het barricaderen van de cel. De psychiater praat klager allerlei ziektebeelden aan. Klager heeft anderhalf jaar in een individueel regime verbleven. Hij draait nu gewoon mee op de afdeling. Klager is behulpzaam. Naar omstandigheden gaat het goed.

Inhoudelijk wordt verwezen naar de uitspraak RSJ 23 september 2016, 16/1966/GA. Het vorige beroep van klager is gegrond verklaard. Op basis van dezelfde gronden als in die zaak, is nu weer een a-dwangtraject gestart. Ook nu is geen sprake van gevaar. Dat klager verbaal agressief geweest zou zijn, klopt niet. In ieder geval is dat niet concreet gemaakt. Opgemerkt wordt dat klager veel pech heeft gehad. In zijn strafzaak is de onderzoekend psycholoog berispt en klagers vorige advocaat is geschorst. De dwangmedicatie is een ingrijpend middel. Het raakt klagers lichamelijke integriteit. Klager heeft niemand fysiek kwaad gedaan en het gevaarscriterium is onvoldoende onderbouwd.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager is dreigend en denigrerende richting medegedetineerden. Dat daadwerkelijk geen geweldsincident heeft plaatsgevonden, komt door het afzonderen van klager. Klager heeft lang in een individueel regime verbleven vanwege zijn dreigende houding jegens medegedetineerden en het personeel. Klager heeft in zijn cel alles afgeplakt. Het personeel kon zijn cel bijna niet binnen komen. Sinds klager dwangmedicatie krijgt, is zijn houding positief veranderd. Hij is coöperatief en draait goed mee op de afdeling. Hij verblijf niet langer in een individueel regime, maar op een reguliere afdeling in het PPC. Op dit moment is het toilet op de cel afgedicht. Ook drinkt klager nog water van de afdeling.

 

3.            De beoordeling

De beroepscommissie heeft ambtshalve kennisgenomen van de uitspraak RSJ 16/1966/GA van 23 september 2016.

De directeur heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht. In navolging van het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw heeft de directeur de verklaringen van die psychiaters overgelegd. Voorts is een uittreksel uit klagers behandelplan overgelegd, waarin de mogelijkheid tot toepassing van dwangbehandeling met medicatie ten aanzien van klager is vermeld.

Uit de verklaringen van de psychiaters en het uittreksel van het behandelplan komt het volgende naar voren. De eerste aanraking met justitie dateert van 1988. Klager is een aantal keren veroordeeld tot (voorwaardelijke) gevangenisstraffen wegens huiselijk geweld en vermogensdelicten. Klager is sinds 2000 bekend met psychoses. Hij is gedwongen opgenomen geweest vanwege psychotische decompensatie. Er zijn verschillende diagnoses vastgesteld: drugspsychose, psychotische stoornis NAO, schizofrenie van het paranoïde type. Klager heeft jarenlang antipsychotica gebruikt.

Sinds 13 oktober 2013 verblijft klager in detentie. Hij is achterdochtig. Klager plakt roosters en deuren af. Hij vertrouwt het water en de lucht niet. Klager meent dat er complotten zijn ten nadele van hem. Klager intimideert, kleineert en krenkt medegedetineerden. Dit veroorzaakt onrust op de afdeling. De medegedetineerden hebben ook wraakgevoelens jegens klager. Het personeel omschrijft klagers gedrag als afwerend, achterdochtig, hautain, uitdagend, opruiend en ongewenst. Klagers handelingen gaan gepaard met een lichaamshouding waar constant een lading van uitgaat, waardoor men behoedzaam is om in te grijpen. Dit gevoel wordt versterkt door de oninvoelbaarheid en onberekenbaarheid van klagers gedragingen. Klager weigert de aangeboden medicatie (antipsychotica). Zonder medicatie wordt klager onvoldoende behandeld. Hij blijft aanhoudend gespannen, wantrouwend en paranoïde. Dit leidt tot een agressieve houding, prikkelbaarheid en onberekenbaar (verbaal) agressief gedrag. Klager is vaak afgezonderd en overgeplaatst, wat geen duurzame oplossing is. Zonder antipsychotische behandeling is er gevaar voor agressie naar derden en maatschappelijke teloorgang. Er bestaat een causaal verband tussen gevaar en stoornis.

Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager een psychiatrische stoornis heeft, dat klager vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, onder b en d, van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is het voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit

mr. J.A.M de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S Dwarka, secretaris, op 24 augustus 2017.


secretaris voorzitter

Naar boven